Ghost Army: de opblaasbare tanks die Hitler voor de gek hielden
Het Ghost Army was een tactische deceptie-eenheid van het Geallieerde leger tijdens de Tweede Wereldoorlog, officieel bekend als de 23rd Headquarters Special Troops (Operation Quicksilver). De eenheid van 1100 man kreeg een unieke missie binnen het Geallieerde Leger: zich voordoen als andere Geallieerde legereenheden om de vijand te misleiden.
Een paar weken na D-DAY zetten ze tot het einde van de oorlog een “reizende roadshow” op met behulp van opblaasbare tanks, geluidswagens en valse radio-uitzendingen. Ze organiseerden meer dan 20 misleidingen over het slagveld en ze opereerden vaak heel dicht bij het front. Het verhaal van het “Ghost Army” werd na de oorlog ruim 40 jaar geheim gehouden en elementen van de operatie bleven geclassificeerd. De eenheid was het onderwerp van een PBS-documentaire in 2013: The Ghost Army.
Inspiratie voor de eenheid kwam van de Britse eenheden die in 1942 de diverse misleiding ’s technieken voor de slag bij El Alamein hadden ingezet. De eenheid begon in Camp Forrest Tennessee en werd volledig gevormd in Pine Camp, New York (nu Fort Drum) voordat ze begin mei 1944 naar het Verenigd Koninkrijk werden overgebracht. In Groot-Brittannië werden ze ondergebracht nabij Stratford upon Avon en namen ze uiteindelijk deel aan operatie Fortitude, de door Britse ontworpen en geleide D-day misleidingen van een landingsmacht aangewezen voor de Pas-de-Calais.
Binnen de 23rd Headquarters Special Troops werkten vier afzonderlijke eenheden samen; The 603rd Engineer Camouflage Battalion Special eenheid van 379 militairen gebruikten opblaasbare rubber tanks, vrachtwagens, artillerie en Jeeps om vijandige luchtverkenners te misleiden. De Signal Company Special eenheid van 296 militairen voerden radio-misleiding uit en imiteerden radio-operators van echte eenheden. De 3132 Signal Service Company Special eenheid van 145 militairen specialiseerden zich in “sonic deception” en speelden geluidseffecten af om het gekletter van bewegende en werkende eenheden te simuleren. De militairen van het 406th Engineer Combat Company Special zorgden voor de veiligheid van de vier eenheden binnen het Ghost Army en hielpen ook met de bouw en sloop.
Sommige militairen van de eenheid gingen twee weken na D-Day naar Normandië waar ze in de nacht een namaak Mulberry-haven simuleerden met lichten. Hiermee probeerden ze de Duitse artillerie van de ‘echte’ Mulberry-haven in Arromanches te trekken. Hierna hielp de hele eenheid bij de omsingeling van de Duitse verdedigers in Brest. Hier simuleerden ze een grotere militaire macht dan dat er daadwerkelijk bij de omsingeling betrokken was.
Toen de geallieerde legers naar het oosten trokken werd ook de 23rd Headquarters Special Troops verplaatst naar het oosten en lag het uiteindelijk in Luxemburg, van waar het zich bezighield met misleidingen bij de rivier de Roer en posities langs de Maginotlinie, het Hürtgen-wald en uiteindelijk langs de Rijn.
De visuele misleidingseenheid van het Ghost Army, het 603rd Camouflage Engineers werd erg bekend. Deze eenheid was uitgerust met opblaasbare tanks, kanonnen, jeeps, vrachtwagens en vliegtuigen die de mannen zouden opblazen met luchtcompressoren en vervolgens op een imperfecte manier zouden camoufleren zodat vijandelijke luchtverkenning ze konden zien. Ze konden in enkele uren dummyvliegvelden maken, bivakken voor troepen (compleet met nep was op waslijnen), motor revisieplaatsen, artilleriebatterijen en tankformaties.
Veel van de mannen in deze eenheid waren kunstenaars, gerekruteerd uit kunstacademies in New York en Philadelphia. De eenheid werd uiteindelijk een broedplaats voor jonge kunstenaars die een schets maakten en zich een weg baanden door Europa. Verschillende van deze soldaten (kunstenaars) hebben na de oorlog een grote impact gehad op de kunst in Amerika. Bill Blass, Ellsworth Kelly, natuurartiest Arthur Singer en Art Kane behoorden tot de vele kunstenaars die in de 603rd Camouflage Engineers dienden.