De gevechten om steenfabriek de Korevaar
In de nacht van 27 op 28 september 1944 slaagde een kleine eenheid van 50 Duitsers erin de Rijn bij Renkum over te steken. Daar lagen eenheden van het Britse 43e Reconnaissance Regiment in stelling. Vier dagen van zware gevechten volgden
De Duitsers infiltreerden in de richting van Heteren. In het dorp Randwijk werden de Duitsers omsingeld. De C compagnie van de 7e bataljon The Hampshire Regiment ging met steun van tanks in de tegenaanval. Hoewel de vijand sterker was dan de C compagnie slaagden de Britten erin de situatie te beheersen. Uiteindelijk werden de Duitsers verslagen met steun van eenheden van de 214e Brigade die vanuit het zuiden aanvielen. Op 1 oktober staken Duitse eenheden de Rijn over. Ze vormden de Kampfgruppe Oelkers, genoemd naar de commandant SS Hauptsturmführer ( kapitein) Heindrich Oelkers. Deze Kampfgruppe bestond uit militairen van diverse eenheden waaronder het SS regiment Lippert, Fliegerhorst Battalion 3, een compagnie marinepersoneel en troepen van de Herman Göring opleidingsschool uit Arnhem. Ze staken bij kasteel Doorwerth de Rijn over en bezetten de steenfabriek Korevaar. Er waren slechts vier boten beschikbaar. Het gebied werd verdedigd door de B compagnie 7e Hampshires. Nadat de morgenmist was opgetrokken kwamen de Duitsers in het zicht van de Britten en kregen vol vuur van vier Vickers mitrailleurs, 3-inch mortieren, Brenguns en geweren. Toch zagen de overlevenden kans de steenfabriek en het “Witte Huis” daarbij te bezetten. De Duitsers hadden nu een positie veroverd op de zuidelijke Rijnoever.
De volgende nacht zagen de Duitsers weer kans, ondanks het moordend vuur van de Britten, de rivier over te steken. Deze oversteek deed niet onder voor de moedige Waaloversteek van de Amerikaanse parachutisten in september. Er volgden vier dagen van hevige strijd. Pogingen de vijand te verdrijven mislukten. Ondanks een zestal aanvallen behielden de Duitsers de steenfabriek die ze fanatiek verdedigden. De omstandigheden voor de Britten waren verre van gunstig. Tussen de posities van het bataljon en de steenfabriek lag een stuk van 500 meter moerassige grond. Verschillend aanvallen met steun van tanks werden bemoeilijkt door de zware mist die van de rivier optrok zodat het zicht slechts enkele meters was. In en rondom de fabriek hadden de Duitsers goed opgestelde mitrailleurs geplaatst die het terrein beheersten. De Duitsers hielden uiteindelijk vijf dagen bij de Korevaar stand. Op 10 oktober trok Oelkers de resten van zijn Kampfgruppe terug over de Rijn. Hij had ruim 100 man verloren.
De steenfabriek Korevaar
In 1880 werd er een steenfabriek op de zuidelijke Rijnoever tegenover het kasteel Doorwerth gesticht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de fabriek tot 1942 normaal gefunctioneerd. Daarna werden verschillende steenfabrieken in Nederland gesloten omdat ze niet langer voor de Duitsers wilden werkten. Zo ook de Korevaar. Op het terrein werd toen groente verbouwd om de schaarse levensmiddelen aan te vullen. Tijdens de gevechten om de Korevaar waren er verschillende voorbeelden van persoonlijke dapperheid:
- Kapitein H.J. Anaka, een Canadese “Canloan” officier viel gewapend met de Brengun een Duitse machinegeweer opstelling aan waarbij hij verschillende Duitsers doodde tot hijzelf dodelijk gewond raakte. Hij ligt begraven in Mook.
- Soldaat E.T. Barlow doodde al vurend vanaf de heup met zijn Brengun vier Duitsers tot hijzelf gedood werd door een granaat. Ook hij is begraven bij Mook.
- Sergeant A.R. Powel leidde zijn peloton in een dappere actie tot dicht bij de vijand tot hij bevel kreeg zich terug te trekken. Tijdens deze terugtrekking raakte hij gewond maar droeg toch één van zijn zwaar gewonde manschappen 200 meter naar een veilige plaats. Hij werd onderscheiden met de Military Medal.
- Sergeant Bailey leidde zijn peloton tot dicht bij de fabriek waar zij met hun Brenguns de vijand zware verliezen toebrachten. Helaas ging de rest van de compagnie niet mee naar voren zodat hij uiteindelijk ook weer terug moest trekken Voor deze en een latere aanval werd hij gedecoreerd met de Military Medal.
- S. Mussel leidde zijn eenheden in het gevecht waarbij hij bloot stond aan hevig mitrailleur- en mortiervuur. Hij vernietigde verschillende machinegeweer posten en doodde minstens 20 vijandelijke soldaten. Dit ondanks dat hij door een fosforgranaat getroffen was. Hij werd onderscheiden met de Military Medal.
- Majoor C.G.T. Viner werd onderscheiden met het Military Cross. Hij bemande op 2 oktober een waarnemingspost. Van daaruit leidde hij het vuur op de Duitsers die de Rijn overstaken in een poging om hun bruggenhoofd te versterken. Op 2 en 3 oktober voerde hij de A compagnie aan.
Alle eenheden onder bevel van luitenant-kolonel Talbot, de bataljons commandant, namen die dagen deel aan hevige gevechten. Op 4 oktober werd het bataljon ’s avond afgelost door het 2e bataljon, 502e Parachute Infantry Regiment, Amerikaanse parachutisten van de 101e US Airborne divisie. Daarna werd het bataljon teruggetrokken naar het gebied ten zuiden van Groesbeek-Mook tegenover het Reichwald. Gedurende de rest van de oorlog werd het 7e bataljon Hampshires ondermeer ingezet ten zuiden van Nijmegen, bij de Rijnoversteek in maart 1945, de bevrijding van een deel van de Achterhoek en Hengelo en in de noord -Duitse laagvlakte tot aan de Elbe. In 12 dagen van hevige gevechten verloor het 7e bataljon The Hampshire Regiment 166 man waarvan 42 gesneuvelden en 124 gewonden. De gesneuvelden worden herdacht op een monument dat in 1988 door de inwoners van Heteren opgericht werd. Het totaal aantal aan gesneuvelden van het 7e bataljon The Hampshire Regiment wordt geschat op 58 officieren en 1006 andere militairen.