Het verhaal van Johan Broens
“De bevrijding van Groningen”
De bevrijding van Groningen staat mij van de oorlogstijd nog het meest voor de geest als toen bijna zevenjarig jongetje in de straat Schoolholm in Groningen. Mijn oudste broer vertelde mij op een dag dat over twee dagen de Canadezen zouden komen. De dag ervoor werd thuis alles in gereedheid gebracht voor de eventuele vlucht, wanneer het huis in brand zou worden geschoten. Vooral dekens werden klaargelegd. (Waarvan trouwens na de strijd bleek dat ze allemaal tijdens het gezagsvacuüm gestolen waren. Immers van het Duitse leger moesten alle deuren open blijven.)
Bovenaan de stenen trap monden drie deuren van twee grotere en een kleine woning uit. De drie gezinnen hadden hun toevlucht gezocht op de begane grond onder de stenen trap in de schoenengrossierderij van Noordhoff met matrassen etc.. Toen de beschietingen begonnen, heb ik vanuit een raampje achter in het magazijn van de grossierderij nog wel de vlammen gezien van (vermoedelijk) de in brand staande Grote Markt.
Ik heb van een latere collega gehoord dat de Canadezen hun kanonnen achter hun huis in Paterswolde hadden opgesteld, waardoor hij toen als klein jongetje doodsbang was. Volgens een broer van me (als 16-jarige puber er toen met de neus bovenop) is de Stoeldraaierstraat pas in brand gevlogen toen de Vismarkt al bevrijd was. Hij had gezien dat Canadezen voor de Korenbeurs een carrier met raketwerpers hadden staan, toen er toch nog een Duitse munitiewagen vanuit het noorden de Stoeldraaierstraat kwam inrijden. De Duitsers hadden (voor hen) op tijd door dat ze verkeerd reden en lieten snel de wagen in de steek via het Soephuisstraatje. Waarop de Canadezen de wagen met een raketwerper in brand schoten, met de ontploffing tot gevolg.
‘s Nachts zetten Duitse militairen wapentuig op onze stenen trap. Dat gaf natuurlijk voor de mensen eronder onrust. Mijn oudste broer is toen bij de militairen gaan informeren of we daar wel veilig zaten. Dat bleek niet het geval. Volgens de Duitsers was men bezig ‘Die ganze schöne Stadt kaputt zu schiessen!’. Zij raadden ons aan om te verkassen naar het gebouw (het vroegere joods bejaardenhuis) verderop in de straat, waaronder de Duitsers een grote bomvrije kelder (met keuken en al) gebouwd hadden. Veel mensen uit de straat bevonden zich daar al. Dus midden in de verduisterde en dus stikdonkere nacht (terwijl de granaten over de huizen vlogen) is er toen onder begeleiding van Duitse soldaten haastig verhuisd via het Woerdje. Aangekomen op de andere locatie werden er de koppen geteld en toen bleek kleine zusje (vier jaar) te ontbreken. Paniek, stikdonkere nacht en alle deuren open, dus er was kans dat ze was gaan zwerven toen iedereen weg was. Mijn oudste broer zocht daarop weer contact met de Duitse soldaten om zijn zusje op te halen. Gelukkig bleek ze nog diep te slapen in haar geïmproviseerde bedje onder de stenen trap.
Mijn zusje kan zich nu nog herinneren dat de lucht helemaal rood zag, toen haar broer haar ophaalde. De volgende dag kwamen de eerste Canadezen aan bij de bomvrije kelder. Dus het eerste Engels dat we in ons leven hoorden was: ‘Hands up!’. Wij als kinderen bleven natuurlijk op de achtergrond. Ik heb wel begrepen dat er gepraat werd met de Canadezen over een gedeserteerde Duitser die zich verscholen had bij mensen in het huis ernaast (nr. 24) en die zich wou overgeven. Hij had zich daar bij de buurtgenoten gemeld, omdat hij vond dat hij te jong was om te sterven.
Toen de straat bevrijd was, ging ieder weer de straat op. Maar plotseling kwam in het begin van de straat, vlakbij de Torenstraat, nog een groep Duitse militairen vanaf een stenen trap uit een huis. Dit terwijl iets verder om de hoek in de Torenstraat Canadezen zich lieten onthalen bij mensen op koffie. De Duitsers die dat laatste kennelijk niet in de gaten hadden, stuurden iedereen weer het huis in. Dit had tot gevolg dat moeder en de twee jongsten nog in de bomvrije kelder waren, twee broers (15 en 16 jaar) allang elders in de stad waren en de rest waaronder ikzelf zich schuil hield in de trapronding bij ons thuis. De strijd heeft toen nog een paar uur (Voor mijn gevoel toen was het veel langer!) geduurd, waarbij onze erker door de schietpartijen behoorlijk doorzeefd werd. Ik weet nog dat pa op een gegeven moment in zijn onrust/paniek naar voren wou om uit het raam te kijken. Dat hebben mijn broer en zus toen voorkomen. Hij had dat ook niet overleefd. Volgens mijn broer was mijn angstige pa voortdurend ‘weesgegroetjes’ aan het bidden, terwijl hij eigenlijk normaal helemaal niet zo godsdienstig was ingesteld. De Canadezen hebben nog een tank laten aanrukken. Die echter vanaf het Zuiderdiep in het begin van de daar smalle straat moeilijk de draai kon vinden en zo een huis op de hoek van de Nieuwstad ramde. Vervolgens werd er door de tank een paar schoten gelost door de straat heen. Hierdoor gingen de ruiten in de straat die nog heel waren, alsnog kapot.
Op een gegeven moment merkten we dat een Canadees de stenen trap opkwam en eerst aanbelde (De deuren waren toen weer dicht!) bij het huis (voor hem gezien) links naast ons. Toen daar niet open werd gedaan, koos hij positie vanaf de stenen trap en schoot met zijn stengun het slot kapot. Dat was vlak onder onze positie in de trapronding. (In 2010 kon je nog het gerepareerde stuk in de deur zien.). Hij onderzocht dat huis en daarna belde hij bij ons aan. Dus weer: ‘Hands up’. Hij vroeg of er Duitsers in het huis waren. Volgens mijn broer is hij wel het huis doorgelopen om te kijken of hij een geschikte plek (erker?) vond om vanuit ons huis te schieten. De erker was natuurlijk ook geen geschikte plek en omdat er kleine kinderen in huis waren, besloot hij om weer te vertrekken. Maar bij het oversteken van de straat vanaf de stenen trap werd hij aangeschoten. Dus het tweede Engels dat wij hoorden was: ‘People, people, help me please!’. Mijn broer wilde er direct op af. Dus paniek, want de kogels vlogen nog door de straat. Gelukkig hebben mensen aan de overkant van de straat de gewonde in huis kunnen trekken. Hij heeft het overleefd.
Na de strijd lag tegenover de straat op het Akerkhof een gesneuvelde jonge Duitse soldaat (16 jaar), die ze de aftocht hadden laten dekken en die dus de straat onder schot had gehouden. Die was door een Canadese commando met een mes doodgestoken. De Canadees had hem beslopen na een omweg via huizen waarvan de deuren nog wel open stonden.
Het schijnt dat tijdens de bevrijding er nog zo’n honderd burgers gesneuveld zijn, door bijvoorbeeld te vroeg de straat op te gaan. Bij ons in de buurt, in de Folkingestraat, is de vrouw van een caféhouder uit het raam gaan kijken om te zien hoe de strijd verliep. Dat heeft haar wel haar kin gekost. Mijn broers hebben nog gezien hoe er direct na de strijd in het gezagsvacuüm her en der geroofd werd. Bijvoorbeeld de synagoge in Folkingestraat hadden de Duitsers gebruikt voor opslag van in beslag genomen goederen. De radio’s stonden daar keurig opgestapeld met labels van de oorspronkelijke eigenaars. Als men dan de onderste het mooist vond, dan trok men die er gewoon onderuit, waarbij de rest kapot viel.