Prins Bernhard: Market Garden is mislukt door Monty’s eigenwaan
Prins Bernhard: Market Garden is mislukt door Monty’s eigenwaan ‘Ik spreek niet van schuld, maar van verantwoordelijkheid’
Voor veldmaarschalk Montgomery was prins Bernhard, die zich meer dan zeventig jaar geleden in bevrijd België bij hem meldde, een wat hinderlijk figuur. “Ik vond maar één ding interessant, de bevrijding van Nederland”, zei de Prins in 1994 tijdens een interview met de krant Trouw. Maar daar ging het ‘Monty’ niet om: hij wilde doorstoten naar Berlijn en in zijn haast negeerde hij alle waarschuwingen, inclusief die van de Nederlandse bevelhebber. In 1994 blikte prins Bernhard tijdens een intervieuw terug op Arnhem: ‘Ik spreek niet van schuld, maar Monty is verantwoordelijk.’
Vijftig jaar later vertelde hij berustend over de verloren Slag bij Arnhem, een ramp die zich voltrok in weerwil van zijn waarschuwingen, van het Nederlandse verzet, van zijn chef-staf generaal-majoor P. Doorman en van de Britse luchtverkenning, die twee Duitse SS-pantserdivisies bij Arnhem aantoonde. Begin september 1944 broedde veldmaarschalk Montgomery op zijn vermetele idee om ‘met één stoot’ over de Nederlandse rivieren heen, en door het Duitse Ruhrgebied, naar Berlijn op te rukken en vóór kerstmis 1944 de oorlog te beëindigen. Juist toen kwam de prins in Brussel aan, dat op 3 september door de Britse 21ste Legergroep was bevrijd.
De door het Engelse thuisfront op handen gedragen Monty verlangde nu, na zijn glorieuze doorbraak in Normandië van half augustus, van opperbevelhebber Eisenhower alle beschikbare voorraden en zoveel mogelijk Amerikaanse grondtroepen voor zijn ambitieuze plan waarin de grootste luchtlanding aller tijden was opgenomen.
Werd de jonge, drieëndertigjarige prins, zojuist benoemd tot bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten, gekend in de geallieerde besluitvorming hierover? Al bij aankomst in Monty’s hoofdkwartier werd hij op z’n minst als hinderlijk ervaren. “En ik vond maar één ding interessant, de bevrijding van Nederland.” In de avond van 6 september was hij met zijn staf in drie Dakota’s – hij bestuurde er zelf een – in Frankrijk geland. Na op 7 september in drie jeeps in Brussel te zijn aangekomen, maakte het Nederlandse gezelschap kennis met de op dat moment op het toppunt van zijn roem staande overwinnaar van de slag om Normandië en de slag om El Alamein in Noord-Afrika.
Prins Bernhard: “Voor mij is Market Garden daar, in Brussel, begonnen. We ontmoetten Montgomery bij zijn caravan in Laken en ik stelde er mijn mensen aan hem voor. Ik heb hem meteen gezegd mij weliswaar in zijn ressort te bevinden, maar onder Eisenhower te vallen. Daarna ben ik doorgegaan naar de Prinses Irene Brigade tegen de zin van Monty in. Hij wilde mij, vanwege zijn verantwoordelijkheid voor mijn veiligheid, niet aan de frontlijn hebben. Later heb ik hem opnieuw in Brussel opgezocht, waar hij een hoofdkwartier in een flatgebouw had betrokken.” Daar, het was 10 september, hoorde prins Bernhard voor het eerst van Montgomery’s plan om met luchtlandingen (codenaam: Market) vijf bruggen over Nederlandse rivieren te veroveren en gelijktijdig over de grond met vooral tanks (codenaam: Garden) op te rukken met als voorlopig einddoel Arnhem.
De prins aarzelde niet de veldmaarschalk indringend te waarschuwen voor de grote risico’s van zijn onderneming. Hij gaf aan hem door wat de vooraanstaande verzetsman ir. Tromp van Philips had gemeld over de toenemende kracht van de Duitse troepen in het Market Garden-gebied. “Bij die informatie van Theo Tromp was ook de positie van de Duitse tanks bij Arnhem. Voor het gesprek met Montgomery had de prins de generaal Doorman, broer van de in de Slag in de Javazee omgekomen admiraal, meegenomen. Hij had een grote kennis van het gebied waarin het Britse Tweede Leger zou moeten oprukken. Doorman had bij oefeningen voor de oorlog ervaren dat het ondoenlijk was tanks te gebruiken in de Betuwe. Ze waarschuwden Montgomery voor het gevaar van het rijden met tanks over de onbeschutte dijken. Doorman drong er bij Monty op aan infanterie op de tanks mee te nemen, anders zou de boel in een mum van tijd vastzitten. Montgomery had dit alles voor kennisgeving aangenomen.”
Op 17 september werden met 1 545 vliegtuigen en 478 zweefvliegtuigen 35 000 Amerikaanse en Britse parachutisten en hun materiaal aangevoerd en gedropt. Al heel gauw bleek luitenant-generaal ‘Boy’ Browning van de Britse para’s, die voorzichtig had geopperd, dat Arnhem weleens ‘een brug te ver’ kon zijn, gelijk te hebben gekregen. Vijf dagen later, op 22 september, hoorde een in woede ontstoken prins Bernhard dat de tanks van het Tweede Leger bij Elst waren vastgelopen. Zijn waarschuwingen waren volstrekt in de wind geslagen.
De prins vertelde tijdens het intervieuw: “Het werd duidelijk dat Monty niets van onze inlichtingen, noch van de informatie door de Spitfire-foto’s, had doorgegeven. Luitenant-generaal Browning, bevelhebber van het Eerste Britse Luchtlandingskorps en generaal-majoor Urquhart, commandant van de bij Arnhem gedropte Eerste Britse Luchtlandingsdivisie verkeerden in totale onwetendheid over wat hen te wachten stond.”
De Britse tanks liepen op de dijken, een route die de naam Hell’s Highway kreeg, vast in de hardnekkige Duitse verdediging. Ze konden de wanhopig om de Rijnbrug bij Arnhem vechtende parachutisten, die op 25 september werden teruggetrokken, niet tijdig bereiken. De waarschuwingen van de prins en generaal Doorman waren terecht geweest. Militaire geschiedschrijvers leggen er steeds meer nadruk op, hoe sterk ook de stafofficieren van Montgomery tegen Market Garden gekant waren; en dit op grond van vrijwel dezelfde overwegingen als prins Bernhard en generaal Doorman. Nigel Hamilton schrijft in zijn biografie Monty dat brigadier Belchem, chef operaties van Montgomery, en brigadier Richardson, chef planning, een opmars door het Nederlandse laagland hadden afgewezen en dat brigadier Williams ontzet was over de aanwijzingen dat Duitse pantserdivisies bij Arnhem waren. En Monty’s chef-staf De Guingand waarschuwde, volgens de Engelse biograaf, Montgomery telefonisch vanuit een Londens ziekenhuis voor de consequenties. Niettemin, Market Garden draaide door als een dolgeworden machinerie, waarbij het geallieerde luchtlandingsleger, dat nog niet in actie was geweest, van middel doel leek te zijn geworden.
De tactische misrekeningen en blunders van Market Garden zijn bekend: het Duitse Vijftiende Leger van Von Zangen ontsnapte na de bevrijding van Antwerpen, ongehinderd door geallieerde troepen via Zeeuwsch-Vlaanderen en over de Westerschelde, en kon weer in Brabant worden ingezet; de Eerste Britse Luchtlandingsdivisie van Urquhart werd op te grote afstand van de Arnhemse brug gedropt; de landing was bovendien over drie dagen versnipperd (door te weinig transporttoestellen) wat fataal werd; de radioverbindingen van de Britten functioneerden niet door hun gebrekkige kennis van het zendmateriaal, terwijl ze geen gebruik maakten van de telefoon- en radioverbindingen van het Nederlandse verzet.
Maar wat was de hoofdoorzaak van het falen van operatie Market Garden?
De ambitieuze zelfoverschatting van Montgomery heeft geleid tot de mislukking van ‘Arnhem’. Het waren de hoogmoed en eigenzinnigheid van deze man die onvoldoende rekening houdend met de feiten, koste wat het kost, zijn doel wilde bereiken. Het enige wat hij later heeft toegegeven is dat hij meende fouten te hebben gemaakt bij de keuze van de landingsterreinen. Dat onze waarschuwingen door Monty zijn genegeerd was de eerste klap voor mij. Pas later, jaren na de oorlog, kwam de tweede klap. Toen hoorde ik dat Montgomery dankzij de Britse codebrekers van Enigma, de Duitse coderings- en decoderingsmachine, wist van alle Duitse troepenbewegingen. Monty is verantwoordelijk voor ‘Arnhem’; het meeste betreur ik dat Browning en Urquhart niet van de feiten op de hoogte zijn gesteld voordat zij gingen. Ik spreek bewust niet van schuld van Monty, maar van verantwoordelijkheid. Schuld is iets verkeerds doelbewust veroorzaken.”
Hoe kon Montgomery zo zijn gang gaan?
“Hij had een geweldige reputatie opgebouwd in Noord-Afrika en ongetwijfeld had hij een talent, een heel speciale manier, om troepen enthousiast te maken. Hij kon de manschappen bezielen en dat is natuurlijk heel belangrijk. Over zijn communicatie-stoornissen met Eisenhower, de geallieerde opperbevelhebber, over Market Garden kan ik alleen zeggen dat Ike niet de reputatie wilde krijgen Monty te hebben gestopt. ‘Laten we het maar proberen’, was zijn opvatting. Hij stond voor het probleem dat Monty als eerste in Berlijn wilde zijn en Patton, die de Amerikaanse opmars naar Zuid-Duitsland leidde, ook als eerste in Berlijn wilde aankomen.”
Kunt u meer vertellen over de persoonlijke verwijdering tussen u en Montgomery?
“Ik had moeilijkheden met hem over de kleding van de Binnenlandse Strijdkrachten, waarvan leden werden gerekruteerd uit het verzet, en over de positie van de BS. Achter zijn rug om heb ik toen een groot aantal uniformen voor de Nederlandse strijdkrachten weggehaald. Ik besprak zoiets alleen met zijn chef staf Freddy de Guingand. Tekenend voor de persoonlijkheid van Monty vind ik dat hij De Guingand, die zoveel voor hem had gedaan – ook al bij de campagne in Noord-Afrika – later bedankte met een foto waarop hij alleen zijn naam schreef. Hij wilde niet ‘met dank aan Freddy’ schrijven, omdat hij wel wist hoeveel hij aan Freddy te danken had. Montgomery was ijdel, hooghartig en eigenwijs. Iedere keer dat ik hem zag, vond ik hem minder sympathiek. Het enige aardige dat ik van hem weet, is het antwoord dat hij in het Lagerhuis gaf op de vraag of er bij Market Garden sprake was geweest van verraad. Hij zei alleen: ‘Nee, er was geen sprake van verraad’. Dat hij daarmee volstond vond ik grappig. Ik had een goed contact met Ike via diens chef staf Bedell Smith, met wie ik bevriend raakte. Van Ike kreeg ik meestal mijn zin en daarover werd Monty dan weer woedend. Ik ben niet naar de begrafenis van Bedell Smith geweest – ik ga nooit naar begrafenissen – ik had al eerder persoonlijk afscheid van hem genomen in Washington toen hij ziek was. Over Montgomery’s houding was ik bitter gestemd. Had hij maar beter geluisterd! Zes maanden nadat hij de dienst had verlaten, heb ik hem dat ook geschreven. Ik heb nooit antwoord van hem gehad.”
Hoe kijkt u, na al die jaren, terug op uw rol voor de geallieerde oorlogvoering en voor de bevrijding van Nederland?
“Ik heb geen flauw idee van een rol die ik zou hebben gespeeld voor de geallieerde oorlogvoering. De Koningin vroeg mij in samenwerking met de geallieerden de Binnenlandse Strijdkrachten in te zetten voor de algemene oorlogvoering. Dat heb ik gewoon gedaan. Van die tijd daarvoor herinner ik me leuke dingen. Zo heb ik ervoor gezorgd dat we in Engeland een eigen squadron kregen, waaruit de Koninklijke Luchtmacht is geboren. Het verhaal dat ik in een bommenwerper boven Duitsland heb gevlogen, klopt niet. Ik heb alleen in een bombardementsvlucht over Frankrijk en Italië gevlogen, waar koningin Wilhelmina niets van wist. Nooit vloog ik boven Duitsland, je moet die dingen niet overdrijven. Het was toen boven Italië prachtig weer, het leek op een vlucht nu op een mooie zomerdag naar Parijs. We kwamen geen vijandelijk vliegtuig tegen, we werden niet beschoten. We bombardeerden Brescia en Parma in Italië en keerden terug. Beschoten ben ik in de oorlog meer door de eigen partij dan door de vijand. Op Curaçao hebben Nederlandse mariniers op me geschoten, maar ik heb nooit door een luchtgevecht een kogelgat in de kist gehad.”