Appingedam bij bevrijding zwaar gehavend
Op 23 april 1945 werd de noordelijke helft van Appingedam rond 11 uur in de ochtend veroverd. Het Royal Winnipeg Rifle Regiment had het niet gemakkelijk gehad om de straten en huizen te zuiveren van groepjes Duitsers, die bij het eerste contact gelijk al het vuur openden. Ook waren veel bruggen in Appingedam opgeblazen waardoor de opmars stagneerde. Door de constante druk die op de Duitsers werd uitgeoefend verflauwde de laatste tegenstand. In de loop van 23 april loste de British Columbia Dragoons de ,,Winnipeg Rifles’’ af. In de woorden van een officier was het ,,De snelste overname die ik ooit meemaakte. In feite werd ons alleen verteld ‘De Duitsers zitten daar, wij smeren hem direct. Goodbye!’
De British Columbia Dragoons, afkomstig uit Kelowna in Brits Columbia, Canada was het 9e Pantserregiment van de Canadezen en behoorde tot de 5e Canadese Pantserdivisie en de 5e Canadese Pantserbrigade. Ze hebben bij de gevechten om de ,,Delfzijl Pocket’’ eigenlijk niet optimaal gebruik kunnen maken van hun tanks. Ze kregen meer een statische en defensieve rol toegewezen ter beveiliging van de achterliggende eenheden. Tot op de avond van zondag 22 april, toen het hoofdkonvooi van de ,,Dragoons’’ Groningen binnenreed, dacht commandant Lt. Col. Angle dat zijn tanks de infanterie van het Perth Regiment zouden steunen. De volgende morgen kreeg hij daarentegen te horen, dat de oorspronkelijke plannen waren gewijzigd. De 11th Canadian Infantry Brigade zou Delfzijl innemen en de BCD moest zijn vuurkracht, net als andere tankeenheden, voegen bij de infanterie. Er was besloten dat tenminste twee eskadrons hun tanks in Groningen zouden achterlaten en Appingedam als infanterie zouden binnenrukken:
"Een rol die door de tankbemanningen niet erg op prijs werd gesteld’’ zoals Lt. Col. Angle in een privé verslag vaststelde. Men voelde zich als een ruiter zonder paard
De tanks werden op het voormalige bodemterrein bij de Bloemsingel en omgeving in Groningen geparkeerd onder de hoede van het A-echelon. Van iedere tank moest een bemanningslid achterblijven om deze te bewaken en verder te onderhouden. Op dat moment kon de BCD maar 120 ‘tankers’ inzetten als infanterie. De ,,Dragoons’’ moesten dit laatste operatiegebied van de twee regimenten overnemen en zorgen dat de Duitsers in Delfzijl ,,opgesloten’’ bleven.
De ,,appleknockers’’, zoals de ,,Dragoons’’ ook wel eens spottend werden genoemd, die in Appingedam waren, moesten zich ingraven op de meest strategische punten in en buiten de stad. De geplande tijd voor het overnemen van de stellingen in Appingedam was kort. Terwijl in de stad Groningen een plaats werd bepaald voor het achterlaten van de tanks, verkenden de squadron leaders het terrein. De A- en B- Eskadrons werden samen met elke man die het tweede peloton kon missen, in infanterie-compagnies ingedeeld. Het C-Eskadron moest twee bereden ,,troops’’ tanks behouden. Die zouden Appingedam met hun voertuigen zo dicht mogelijk naderen om de stad binnen te trekken als de ,,engineers’’ de wegen hadden hersteld. De overblijvende ,,troop’’, onder bevel van de luitenants Wicklow en Foster, zou als infanterie dienst doen. In de loop van 23 april loste de ,,afgestapte’’ BCD de ,,Winnipeg Rifles’’ af.
In de woorden van een officier was het ,,De snelste overname die ik ooit meemaakte. In feite werd ons alleen verteld; ‘De Duitsers zitten daar, wij smeren hem direct. Goodbye!’
Elk eskadron had vier ,,troops’’ met elk een officier en 20 man en gezamenlijk een klein hoofdkwartier. Omdat ze bijna geen ‘wireless’ radio apparatuur hadden, verliep de communicatie per veldtelefoon. De tankers moesten daarom telefoonlijnen aanleggen bij hun opmars. Dicht achter Appingedam stonden de kanonnen van het 8th Field Regiment, die ze ondersteuning gaf waar nodig. In de week die volgde hadden de drie eskadron leiders, de majoors West, Sellars en Cooke, hun uit tankbemanningen, schrijvers, reparateurs samengestelde ,,compagnies’’ voor het merendeel op het land rond Appingedam opgesteld. Ze hadden hierdoor een goed schootsveld en minder last van de zware Duitse beschietingen. De infanterietaken, zoals verkenningen, het uitroeien van ,,snipers’’ en het onderhouden van contacten met de Nederlanders in het verzet (B.S.) werden goed uitgevoerd. Het aandeel van de BCD in deze slotfase van de strijd was niet erg spectaculair, maar in zoverre uniek, dat het de allereerste keer was dat een van de eskadrons te voet moest vechten. Daarbij was de vijandelijke beschieting even zwaar als die het regiment bij Coriano Ridge in Italië had moeten verduren. Voor de BCD vormde de vijandelijke beschieting de grootste handicap.
Toen de BCD de twee regimenten aflosten ,,was de stad vrijwel onbeschadigd, met misschien een half dozijn huizen, die waren getroffen’’ Op het moment dat de Dragoons vertrokken ,,had het vijandelijk vuur 119 gebouwen verwoest en 240 erg beschadigd.’’ De Duitsers konden namelijk het vlakke gebied rond Appingedam uitstekend overzien. Observatieposten waren ingericht op de zeedijk en in hoge gebouwen, zoals kerktorens.
Toch kon dat de enorme precisie waarmee werd gevuurd op Appingedam zelf, niet geheel verklaren en het vermoeden rees, dat Duitsers in burgerkleding werden ingezet om het vuur te leiden. Zelfs vanaf het eiland Borkum werd Appingedam onder vuur genomen. Een Batterij, de ,,Batterie Coronell’’, 28 cm granaten, zo zwaar als vliegtuigbommen op Appingedam liet neer komen en zodoende vele huizen volkomen van de kaart kon vegen met kraters van 6 meter doorsnede en 3 meter diep. In de kelders waren de inwoners van Appingedam niet meer veilig. De Canadezen dachten eerst aan een of ander V- wapen, maar kort daarna vonden ze aan de hand van een scherf uit, dat het 40 cm granaten moesten zijn. De beschieting van Appingedam was zo vreselijk, dat een Canadees, Forsythe, geheel buiten z’n zinnen raakte en naakt in een boot op het Damsterdiep rond dreef. Ze constateerden bij hem geen alcohol gebruik en stuurden hem door naar Tjamsweer, waar het Regimental Aid Post was. Een medisch officier vond hem geheel ontregeld door de aanhoudende artilleriebeschietingen en zond hem door naar Groningen.
Op 2 mei 1945 hoorden de ,,Dragoons’’ dat de Duitsers in Delfzijl zich hadden overgegeven. Tien uur eerder had het B- Eskadron gemeld dat het was beschoten, de allereerste keer gedurende de oorlog, zoals later bleek. Voor de BCD was de strijd om Delfzijl meer een uithoudingstest dan een veldslag geweest. ,,De mannen verkozen naar buiten te gaan en het uit te vechten dan te blijven hokken in schuttersputten of kelders,’’ schreef Lt. Col. Angle in zijn privé dagboek. Toen op de vroege morgen van 2 mei 1945 de laatste Duitse projectielen neervielen, was tweederde van Appingedam verwoest. Het was dan ook een wonder dat het regiment zo weinig slachtoffers had te betreuren: Tijdens die verschrikkelijke week waren slechts drie man omgekomen en 9 gewond. De materiële verliezen bleven tot een buiten gevecht gestelde tank beperkt. Toch hadden de Canadezen het niet makkelijk gehad om de straten en huizen te zuiveren van verspreide groepjes Duitsers, die bij het eerste contact meestal het vuur openden. Toch bleken de onervaren en soms nog heel jonge Duitse militairen niet opgewassen tegen de constante druk die op hen werd uitgeoefend. Met de inname van Delfzijl waren de taken van de BCD met succes afgerond. De ,,Dragoons’’ gingen terug naar Groningen waar ze ongeveer 10 dagen verbleven. Na een korte stationering in Loppersum, vertrokken ze eind mei naar Veendam om er een Duits krijgsgevangenkamp te bewaken. In Veendam verbleef het regiment tot hun vertrek naar Canada. De contacten met Veendam zijn tot nu toe altijd gebleven.
Ik kan me de beschietingen in Appingedam nog goed herinneren. We hebben nachtenlang in de kelder geslapen. Ook moesten we vluchten en te voet door de verwoeste binnenstad. Wij zijn daarna naar Wirdum gelopen en met een legerwagen naar Ten Bier gereden. Onderdak gekregen bij een boer in Bovenrijge. Er is veel uit deze periode blijven hangen. Die Bram uit Andere Tijden was onze melkboer