Home for Christmas
Nadat het woestijnleger van Rommel zich op 13 mei 1943 in Tunesië had overgegeven, was vrede in het nieuwe jaar de voornaamste kerstwens van Amerikaanse militairen in Noord-Afrika. Soldaten waren ‘optimistisch over het vooruitzicht van vrede’, meldde Associated Press vanuit Caïro.
Door Kevin Prenger
In zijn kerstoespraak voor zijn troepen in het Middellandse zeegebied en Noord-Afrika uitte generaal Dwight Eisenhower, die deze maand benoemd was tot geallieerde opperbevelhebber in Europa, zijn vertrouwen dat de manschappen ‘elke test in het komende jaar’ zouden aankunnen ‘met dezelfde grote moed, vastberadenheid en geestkracht’ als in het afgelopen jaar. Hij wenste dat hun Kerstmis zo prettig zou zijn ‘als deze moeilijke dagen toestaan.’ Voor nu was er voor de soldaten in Noord-Afrika echter eindelijk tijd voor echte ontspanning met kerst. In een aflevering van het bioscoopjournaal van British Pathé werd getoond hoe er in de ruïnes van Tobroek een geïmproviseerd kerstfeest werd gehouden. Soldaten versierden een door de oorlog zwaar beschadigd gebouw met takken en schreven ‘Merry Christmas’ op de muur. Andere militairen streken, slechts gekleed in hun onderbroek, hun kleding om netjes voor de dag te komen op het kerstdiner. Een takje van een woestijnstruik werd in de kerstpudding gestoken in plaats van hulst. Enkele grappenmakers gooiden papiersnippers van het balkon als surrogaatsneeuw.
Hoewel de strijd in Noord-Afrika beëindigd was, duurde de oorlog aan andere fronten nog onverminderd voort. De dood was daar voor de meeste militairen en ondersteunend personeel een constante metgezel. ‘Oorlog is Hel’, zo verwoordde de Amerikaanse kapitein Gretchen Kroch van het Woman Army Corps haar gevoelens in een brief aan haar ouders. ‘Het is kerstavond en in plaats van thuis met jullie te zijn, te midden van vrolijkheid en blije kreten, bevind ik me in de kale wachtruimte van het spoorwegstation in Maxton (Engeland), wachtend om een koffer op de trein te zetten. Een aardige jonge vliegenier werd afgelopen nacht gedood toen zijn zweeftoestel neerstortte. Hij zou vanavond getrouwd zijn.’
De wens van militairen om met Kerstmis thuis te zijn bij familie werd verwoord in een nieuw nummer van Bing Crosby. Nadat hij in het voorgaande jaar met ‘White Christmas’ velen tot tranen roerde, had de Amerikaanse artiest in 1943 wederom een kersthit te pakken die eveneens zou uitgroeien tot één van Amerika’s populairste kerstnummers. Met het door Walter Kent gecomponeerde en door James Gannon geschreven lied ‘I’ll be home for Christmas’ werd ingespeeld op nostalgische gevoelens – ‘Please have snow and mistletoe and presents on the tree…’. Het op 4 oktober 1943 met een orkest opgenomen lied belandde binnen een maand in de hitlijsten en bleef daar 11 weken staan, op zijn hoogst op nummer drie. Crosby verdiende er zijn vijfde gouden plaat mee en zowel tijdens zijn optredens in Europa als in de Pacific werd het nummer in de kerstperioden van 1943 en 1944 volop aangevraagd door militairen.
Het droeg bij aan de enorme populariteit van Bing Crosby binnen de Amerikaanse strijdkrachten. Yank, het magazine voor GI’s, stelde dat Crosby met zijn optredens en liedjes meer voor het militaire moreel deed dan ieder ander gedurende die periode. Hun verlangen naar huis en familie werd door hem acceptabel gemaakt. Soldaten die luisterden naar ‘I’ll be home for Christmas’ begrepen dat hun emoties niet weggestopt hoefden worden en dat ze niet de enige waren die tobden met misschien wel de meest voorkomende ‘ziekte’ onder militairen, in het bijzonder tijdens de kerstdagen: heimwee.
Je hoefde niet per se militair te zijn om last te hebben van heimwee. Een jonge Amerikaanse verslaggever van United Press kon erover meepraten. Walter Cronkite, die na de oorlog furore zou maken als anchorman van CBS Evening News, was in 1940 op 23-jarige leeftijd getrouwd met Betsy Maxwell, de liefde van zijn leven. Voordat ze hun tweejarige huwelijk konden vieren, moest Cronkite haar in de VS achterlaten omdat hij voor zijn werk naar Europa gestuurd werd. Hij verkreeg later als nieuwspresentator de reputatie de betrouwbaarste man in Amerika te zijn en ook Betsy hoefde er niet over in te zitten dat haar man zijn huwelijksbelofte zou breken. Hij miste haar enorm en schreef haar soms wel vijf brieven per week. Dat gemis was het grootst tijdens de kerstdagen, die hij van 1942 tot 1945 zonder haar moest zien door te komen. ‘Hij vergat nooit hoe verloren hij zich voelde tijdens deze eenzame feestdagen’, verklaarde zijn kleinzoon hierover.
Kerstmis 1942 had Cronkite doorgebracht aan boord van het Nederlandse stoomschip Westernland, waarmee hij op 11 december vanuit New York vertrokken was met de haven van Glasgow als bestemming. ‘We hadden een kerstboom op het schip, maar het was een behoorlijk kille bedoeling in vergelijking met de prachtige kerstdagen thuis’, zo had hij naar huis geschreven. Op 30 december was hij gearriveerd in Londen, wat de rest van de oorlog zijn uitvalsbasis zou zijn. Hier ontving hij in 1943 al in oktober kerstpakketjes van thuis. Hij liet ze op één na ongeopend tot de kerst, die volgens hem ‘vreselijk, vreselijk eenzaam’ beloofde te worden. Alleen het pakketje met daarin een fruitcake had hij geopend. Hij twijfelde of hij ervan af kon blijven tot de kerst. ‘Het ziet er zo lekker uit en zo Amerikaans en zo Kansas City’, schreef hij aan zijn Betsy, ‘allemaal dingen die ik zo erg mis. Duizendmaal dank, liefste.’Zelf had hij veel moeite gehad om een geschikt cadeau voor haar te vinden, vanwege de rantsoenering en hoge prijzen in de Britse hoofdstad. Uiteindelijk had hij een Schotse portemonnee, die mannen op hun kilt droegen, voor haar gekocht. Hij had hem ingepakt met haar eigen cadeaupapier dat hij had bewaard van vorig jaar, samen met een souvenir in de vorm van een gegraveerde kogelpatroon, die hij zelf tijdens het maken van een reportage had afgeschoten op Duitse jachttoestellen, waarbij hij overigens had gemist. Het speet hem dat hij niet meer kon sturen, terwijl zij hem wel veel kerstpresentjes zou toezenden.
De periode voor kerst was Cronkite sentimenteel. Vanuit zijn victoriaans ingerichte appartement in een kil en mistig Londen, gezeten bij de kolenhaard, schreef hij zijn vrouw op 7 december een brief die ze pas met kerst mocht openen. ‘Ik wil dat je weet en dat je er op kerstdag aan herinnerd wordt dat geen enkele hoeveelheid water, land of lucht ons ooit echt kan scheiden’, schreef hij, ‘dat ik de jouwe ben voor altijd en jij de mijne en dat we werkelijk onafscheidelijk zijn.’ Hij uitte zijn verlangen om zich met haar ‘onder de kerstboom [te] nestelen op kerstochtend, met Miss Judy [de cockerspaniel van het echtpaar] die haar neus steekt in alle cadeaus. Dit laatste jaar zonder jou was afschuwelijk. Er waren zoveel vreselijke, eenzame dagen, zo veel onmogelijke nachten. Er waren zoveel ervaringen die verspild waren omdat jij er niet bij was.’ Op kerstdag stuurde Cronkite zijn echtgenote via V-Mail een kort bericht waarin hij haar bedankte voor de cadeaus. ‘Het appartement leek deze ochtend een beetje kerstachtiger met het inpakpapier van mijn cadeaus verspreid over de vloer’, zo schreef hij. Verder waren het alleen de kerstkaarten op de schoorsteenmantel die enigszins zorgden voor een kerstsfeer. Terwijl hij, gezeten in zijn comfortabele stoel bij de kachel, alles uitpakte was hij het meest verheugd met de pijptabak. De fruitcake – ‘een godsgeschenk’ – had hij al eerder in de week opgegeten. ‘Ik wou dat je hier bij me was om hem met me te delen. Ik wou dat je hier kon zijn, ik mis je zo erg, mijn liefste en heb je zo nodig…’
Verbleef Cronkite in elk geval nog in goede gezondheid in het huiselijke comfort van een gemeubileerd appartement, de Britse sergeant Len Scott moest het zonder beide doen. De in Algerije gestationeerde onderofficier in het Royal Army Pay Corps (RAPC) was zich tegen het einde van november 1943 steeds slechter gaan voelen. Zijn huid had een gele kleur en zijn inkwartieringsadres op de zesde verdieping kon hij amper nog met de trap bereiken. Op advies van een Nederlandse messmaat was hij naar de dokter gegaan, want hij kon wel eens geelzucht hebben. De medische officier die hij bezocht was beledigd door deze door een leek vastgestelde diagnose en vond hem gezond genoeg om zijn dienst uit te blijven voeren. Bij een tweede doktersconsult werd hij wel ziek genoeg bevonden om doorgestuurd te worden naar het hospitaal in Algiers, waarheen hij door de chauffeur van zijn brigadier gereden werd. Het kleine ziekenhuis bestond uit tuinen en velden die vol stonden met witte tenten, elk gevuld met ongeveer dertig bedden. Voor Scott waren de bedden met lakens en een kussen een enorme luxe en hij viel al meteen in slaap, totdat een dokter hem wekte en de diagnose geelzucht bevestigde. ‘Ik zou een “vetvrij” dieet krijgen, moest op bed blijven en rusten’, vertelde de Brit na de oorlog. ‘Ik kon verwachten over circa drie weken te vertrekken. Een prachtig programma!’ Hij was in goede handen; elke dag namen verpleegsters zijn temperatuur op en keek de dokter hem na. ‘Voedsel en drinken worden bij me naar binnen gebracht en de resultaten worden verwijderd.’ De eerste week was hij te ziek om veel mee te krijgen van zijn omgeving. Als hij al wakker was, staarde hij naar het tentdoek van canvas boven hem. Hij vergat zelfs dat het bijna Kerstmis was.
Op 13 december was zijn echtgenote in de VS door een majoor geïnformeerd over de ziekenhuisopname van haar man, van wie ze op de 17eeen eerste brief ontving. Al voordat hij was opgenomen had Scott naar zijn vrouw een kerstpakketje opgestuurd dat ze pas met Kerstmis mocht openen. Het bevatte onder andere kousen, linten, haarspelden en kammen. ‘Nu zal ik moeten oefenen met het opsteken van mijn haar’, schreef ze hem nadat ze het pakketje had geopend. ‘Maar de kousen zijn te kostbaar om nu al te dragen. Ik kijk er verlustigt naar – Amerikaanse ook nog. Hoe netjes was je verpakking – zo leuk om alle afzonderlijke kleine pakketjes te openen.’ Hij had haar ook citroenen opgestuurd, waarvan ze er enkele had kunnen omruilen voor vers gelegde eieren.
Zelf was hij met de kerst inmiddels aan de betere hand. Hij en zijn medepatiënten, waaronder veel Canadezen, hadden de ziekenzalen zo goed als ze konden versierd. Ze hadden een spar versierd met watten en met sterren die ze hadden uitgesneden uit tinnen blikken. Het was niemand gelukt om maretak te vinden, maar op een kus van een verpleegster van het Queen Alexandra’s Royal Army Nursing Corps hoefden ze toch niet te rekenen, want zij waren allemaal officieren en dus hoger in rang. Een veldprediker en een verpleegster bezochten alle patiënten en deelden pakjes sigaretten en sinaasappelen uit.
‘Een groep van verpleegsters en patiënten zong kerstliederen buiten elke ziekenzaal,’ aldus de Britse sergeant, ‘maar onze noordelijke liederen van Kerstmis klonken onwerkelijk in Afrika. Een paar Arabieren, hun witte gewaden oplichtend in de duisternis, staarden nieuwsgierig naar de vreemde buitenlanders met hun ondoorgrondelijke gewoontes.’ De sinaasappelbomen met ‘gebronsde gouden’ vruchten tussen het groene blad, blauwe irissen en ‘blozende roze rozen’ op het hospitaalterrein vormden eveneens een vreemd decor voor het kerstfeest. Buiten één van de tenten stond een ‘prachtig versierde kerstboom’, waarvan geiten smakelijk aten van de onderste takken. Scott was opgelucht dat hij inmiddels tot de mobiele patiënten behoorde, want de bedlegerige geelzuchtpatiënten mochten geen bier drinken. Volgens hem was ook ‘kerstpudding verboden fruit voor hen die nog steeds op bed liggen’. Zelf smulde hij van ingeblikte kalkoen, varkensvlees, peren en een fles bier.
Met kerst kregen de mannen ook bijzonder bezoek van de ‘directrice’ van het hospitaal. De patiënten die daartoe in staat waren moesten zich opstellen naast hun bedden, wat ze giechelend deden. De directrice bleek namelijk hun mannelijke medische officier die zich in een vrolijke bui had verkleed in een verpleegstersuniform en mascara en lippenstift op had gedaan. De beste verrassing op kerstdag waren voor Scott echter de brieven die hij ontving van zijn vrouw Mina. Zijn gezondheid ging na de kerst nog verder vooruit, zodat hij op de 29ekon terugkeren naar zijn eenheid.
Ivor Walter Chappel bevond zich met Kerstmis 1943 relatief gezien helemaal niet ver van huis. De uit Kempston nabij Bedford afkomstige jongeman was aan het begin van dat jaar op 19-jarige leeftijd opgeroepen in dienst van de Royal Navy. Hij fungeerde als kanonnier van het luchtdoelgeschut op koopvaardijschip The Empire Spartan. Zijn schip lag deze kerst afgemeerd in de Londense haven waar het een lading tarwe had gelost. Het lege schip moest daarna ‘uitgerookt’ worden om ongedierte te verwijderen. De meeste bemanningsleden mochten in de tussentijd naar huis terugkeren om daar kerst te vieren, maar voor Ivor en een Schots bemanningslid, genaamd Jock, zou de reis naar huis teveel tijd kosten. Ze bleven daarom achter om het schip te bewaken in de verlaten haven. Nadat hun maten vertrokken waren en de ontsmettingsploeg met gas alle ‘ratten, kakkerlakken en diverse andere enge kruipdieren’ verdreven had, bleef het tweetal achter. Ze konden pas in hun schip terecht als de gaswalmen verdwenen waren. Jock vond gelukkig een blik perziken en een blik peren, wat hun kerstdiner was. In de cabine van een oud, leeg schip dat in de buurt lag verschuilden ze zich voor de kou, natte sneeuw en wind. Een klein kacheltje gaf een beetje warmte. In de donkere, stille haven was van een kerstsfeer niets te bespeuren. Ivor dacht aan huis, ‘zo vlakbij maar toch zo ver! Ja, een brok in mijn keel, mijn eerste Kerstmis weg van huis!’
In de cabine werd het steeds kouder. Terwijl Jock in de haven het gezelschap opzocht van kaartende brandwachten die hen uitgenodigd hadden in hun verwarmde kantine, besloot Ivor een wandelingetje te maken. Onderweg zag hij een pub die open was, waar hij een pint bestelde en een lege zitplaats vond. Eigenlijk mocht hij hier niet zijn, maar wie kon hem betrappen? Na enige tijd kwam een ‘kleine, oude, grijsharige dame’ naast hem zitten met wie hij aan de praat raakte. Hij vertelde haar hoe hij hier terecht was gekomen en over zijn sobere kerstmaal. ‘Ze was erg aardig en zei: “Vertel je me nu dat dit alles is wat je hebt gegeten? Terwijl het Kerstmis is!”’ De oude dame stond op en zei tegen hem dat hij moest blijven wachten, want ze zou terugkomen. Ze kwam al snel terug en legde een pakje voor Igor neer. ‘Alsjeblieft jongen,’ zei ze, ‘jij zorgt voor ons, dus nu is het mijn beurt om iets voor jou te doen. We zijn jullie jongens zoveel verschuldigd dat we dit nooit kunnen terugbetalen.’ Igor pakte het pakketje met daarin brood en kaassandwiches uit. De vrouw had haar dagrantsoen aan hem gegeven. ‘Ik voel dit nog altijd vandaag de dag’, verklaarde Igor na de oorlog. ‘Ja, ik at alles op, hoefde niet te betalen, ze wilde niets! Dat is me pas een kerstherinnering!’ Teruggekeerd in de kantine vlakbij het schip, sliep hij op een aantal stoelen die tegen de muur stonden. De volgende dag volgde een tweede ontsmetting van het schip en keerden ook de andere bemanningsleden terug.
Het gemis van familie kon verzacht worden met muziek, brieven of kaassandwiches, maar de bemanning van de USS North Carolina stond op kerstavond wel een heel bijzondere troostende gebeurtenis te wachten. Voorafgaand aan kerst lag het slagschip voor anker bij Efate, een eiland met witte stranden en een helderblauwe zee ten noorden van de Steenbokskeerkring en ten oosten van Australië, met aan de ene kant de Koraalzee en aan de andere de Stille Oceaan. Het was er zomer en na dertig dagen op zee was de 2.339-koppige bemanning hier een dertigdaagse periode van rust en ontspanning beloofd.
Omdat het schip eerder dan verwacht moest uitvaren, werd de kerstviering een dag vervroegd, op kerstavond. De mannen genoten van een variétéachtige show met sketches, dans, cabaret en een striptease. Het enthousiaste applaus was er voor de jongens die een travestieshow opvoerden. ‘Het was een grandioze show, de jongens waren geweldig en iedereen genoot van de show’, aldus bemanningslid Bill Taylor. Daarna volgde een filmvertoning. De mannen vreesden dat ze weer een saaie propaganda- of trainingsfilm te zien kregen. Aalmoezenier Everett Wuebbens, die de feestavond had georganiseerd, had echter een verrassing. Daarvoor moet teruggegaan worden naar de brief die hij in augustus naar warenhuis Macy’s in New York had gestuurd. Bij de brief zaten een overheidscheque van $2.404,25 en twee lijsten met in totaal de namen van 729 kinderen (147 zoons en dochters en 582 broers en zussen van bemanningsleden) met daarbij hun leeftijd, geslacht en adres. Het geld had de geestelijke aan boord ingezameld met de bedoeling om voor deze kinderen een kerstcadeau te kopen, waartoe hun vaders en broers zelf niet in staat waren omdat ze met kerst niet thuis zouden zijn.
‘We realiseren ons dat we veel vragen’, schreef de predikant aan het warenhuis. ‘U zal veel bijdragen aan de blijdschap van onze kinderen en aan onze eigen kerstvreugde hier in één van de oorlogsgebieden. En bijkomstig hopen we ook dat een klein beetje van deze vreugde overgedragen wordt op u en uw medewerkers.’ De bedoeling was om bij elk cadeautje een kaartje te doen met daarop de boodschap dat het afkomstig was van hun geliefde en zijn maten aan boord van de USS North Carolina. Het mocht ongeveer 3 dollar kosten en moest pas geopend worden met kerst, Macy’s werkte graag mee aan het initiatief, maar besloot de rollen om te draaien: niet hun naasten, maar de bemanningsleden zelf zouden verrast worden. Met de adressenlijst bij de hand werden alle kinderen en moeders uitgenodigd om in de winkel hun cadeau in ontvangst te nemen. Ze werden gefilmd terwijl ze hun cadeaus openden. Kinderen en moeders mochten op film hun vaders, broers of echtgenoten een fijne kerst wensen. De film werd naar Wuebbens verzonden, die hem bewaarde voor de kerstviering. Toen de stoere zeemannen hun geliefden zagen op het filmscherm waren ze uitzinnig van blijdschap. Er zou geen oog droog gebleven zijn. Op het einde zongen de kinderen allemaal ‘Merry Christmas sailor’. De volgend dag begon het schip aan zijn volgende missie. Voor het uitvaren werden door het orkest gespeelde kerstliedjes afgespeeld over de geluidsinstallatie.
Kerstmis ging ook niet zonder festiviteiten voorbij voor de Amerikanen op IJsland. Op 10 mei 1940 hadden de Britten het neutrale IJsland bezet om te voorkomen dat de Duitsers het zouden gebruiken als uitvalsbasis voor aanvallen op geallieerde konvooien. Het land vormde voor de geallieerden een geschikt steunpunt voor patrouilles op zee en in de lucht ter bewaking van de koopvaardijroutes van Noord-Amerika naar het Verenigd Koninkrijk. In juli 1941 droegen de Britten de verantwoordelijkheid voor IJsland over op de Verenigde Staten, die hier tot wel 400.000 manschappen stationeerden. In 1943 vierden de Amerikanen in deze verre en koude buitenpost hun derde Kerstmis, samen met de IJslanders. Weliswaar waren de Amerikanen zonder uitnodiging op hun eiland neergestreken, maar na al die tijd waren de IJslanders en de militairen aan elkaar gewend geraakt en naar elkaar toegegroeid. Volgens Life Magazinestelden de ‘gereserveerde IJslanders’ zich deze kerst warmer op dan ooit. Amerikanen werden voor diensten bij kaarslicht verwelkomd in de evangelisch-lutherse Domkerk van Reykjavik, waar een Amerikaanse marinekapelaan een universele dienst leidde. Terwijl een IJslands koor langs Amerikaanse hospitalen ging, zongen Amerikaanse soldaten kerstliederen voor de IJslandse regent Sveinn Björnsson. Kinderen werden door de Amerikanen uitgenodigd op kerstfeestjes. Voor de troepen was er kalkoen en bier, zelfs voor ingesneeuwde troepen op ver afgelegen locaties, die bevoorraad werden met Douglas C-47 Skytrain transportvliegtuigen. Legerkampen waren versierd met felle kerstlichtjes die de lange nachten oplichtten, samen met het schijnsel van het noorderlicht.
Het desolate struiksteppegebied in de Amerikaanse staat Washington was evenals IJsland niet de meest sfeervolle plek om Kerstmis te vieren. Toch hadden de werknemers van het hier gesitueerde kamp Hanford er alles aan gedaan om het gezellig te maken. Volgens communicatiemedewerkster Hester Moore was het kamp ‘prachtig versierd met miljoenen gekleurde lichtjes en kerstgroen.’ Op de top van een nabijgelegen berg was een verlicht kruis geplaatst dat vanuit alle hoeken van het kamp goed zichtbaar was. ‘Hanford Site’, ook wel ‘Site W’ genoemd, was het grootste van de drie geheime locaties van het Manhattan Project, het programma ter ontwikkeling van de atoombom. Het 1500 km2grote terrein was de locatie van de B-reactor, de eerste nucleaire reactor ooit gebouwd die plutonium voor de atoombom moest produceren. Meer dan 50.000 man aan wetenschappelijk, militair en ondersteunend personeel werkte en woonde op deze streng bewaakte plek, geïsoleerd van de buitenwereld. De bouw was in 1942 begonnen en omvatte behalve laboratoria en faciliteiten voor de plutoniumproductie ook verblijfplaatsen voor werknemers, inclusief allerlei voorzieningen zoals ziekenhuizen, recreatiegebouwen en winkels. In feite was Hanford een complete stad, waar het leven zich zoveel mogelijk zoals thuis afspeelde, dus ook tijdens de kerstdagen. Wat er precies op deze locatie gebeurde, was slechts bekend bij een handjevol wetenschappers, technici en hoge militairen en ambtenaren.
Hester Moore was in de zomer van 1943 aangenomen op de communicatieafdeling van DuPont, het chemiebedrijf dat door het Amerikaanse leger aangewezen was om de plutoniumreactor te bouwen. Gedurende twee jaar zou ze in kamp Hanford verblijven, hoewel het niet veel had gescheeld of ze was na haar eerste zandstorm alweer teruggekeerd naar de ‘gewone’ wereld. Ook al bevond het terrein zich in de Verenigde Staten, de isolatie van de buitenwereld en geheimhouding vielen velen zwaar. Om het moreel te verhogen werden door een speciaal gevormd comité al vanaf twee weken voor kerst allerlei activiteiten georganiseerd, zoals worstelwedstrijden, dansavonden en optredens van bands en artiesten. Er werden extra soldaten ingezet om tijdens de kerstperiode te assisteren in het postkantoor bij de behandeling van inkomende en uitgaande post. Het postkantoor bleef op de dagen voorafgaand kerst zestien uur per dag open voor het gemak van alle arbeiders. Een week lang waren de wachttijden bij het postloket desondanks minimaal drie uur. Overal in het kamp waren verlichte sparrenbomen neergezet en er was kerstversiering uitgedeeld om alle barakken en kantoren mee te versieren. Door de luidsprekers klonken voortdurend kerstliederen.
Moore herinnerde zich dat toen tijdens het eten de stem van Bing Crosby klonk niemand droge ogen hield. ‘Ik heb dat nummer [vermoedelijk ‘Home for Christmas’] een miljoen keer gehoord maar er zat dit keer iets speciaals in’, zei een ‘stevige opzichter’ die tegenover haar zat. Met hese stem stemde een andere man in met deze woorden. ‘Ik heb een zoon die vanavond ergens in de zuidelijke Pacific zit’, zei hij, terwijl hij een traan wegveegde, ‘en hij offert enorm veel meer op dan wij allemaal.’
Kevin Prenger (1980) is projectleider van Go2War2.nl, het grootste Nederlandstalige online naslagwerk over de Tweede Wereldoorlog. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de 20ste eeuw, in het bijzonder de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. Persoonlijke verhalen over de oorlog hebben ook zijn belangstelling. Behalve voor Go2War2.nl schrijft hij voor Historiek.net en voorheen voor het magazine Wereld in Oorlog. In 2015 publiceerde hij het boek “Oorlogszone Zoo”, over de geschiedenis van de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode en de Tweede Wereldoorlog. In 2016 volgde het boek “De boodschapper uit de hel” (over Kurt Gerstein), in 2017 “Een rechter in Auschwitz” (over Konrad Morgen) en in 2018 “Het masker van de massamoordenaar” (over Arthur Nebe). Zijn nieuwste boek is “Kerstmis onder vuur” over kerst tijdens de Tweede Wereldoorlog, aan het front, thuis en in de kampen.
Dit is een fragment uit het boek “Kerstmis onder vuur”
Bronnen:
- ‘Peace in 1944 Hope of Yanks in Middle East’, Chicago Tribune, 25-12-1943.
- ‘Eisenhower Sends Christmas Message to All his Troops’, Chicago Tribune, 25-12-1943.
- ‘Christmas in Tobruk (1943)’, British Pathé.
- Litt, M., Christmas 1945, p. 22.33.
- ‘I’ll Be Home for Christmas’, website Library of Congress, 2002.
- Cronkite IV, W. & Isserman, M., Cronkite’s War: His World War II Letters Home, p. xxxi.
- Cronkite IV, W. & Isserman, M., Cronkite’s War: His World War II Letters Home, p. 13
- Cronkite IV, W. & Isserman, M., Cronkite’s War: His World War II Letters Home, p. 112
- Cronkite IV, W. & Isserman, M., Cronkite’s War: His World War II Letters Home, p. 134
- Cronkite IV, W. & Isserman, M., Cronkite’s War: His World War II Letters Home, p. 141
- Scott, L., ‘Christmas in Hospital – Algiers 1943’, BBC WW2 People’s War, 28-01- 2005.
- Chappel, I.W., ‘Some Christmas’s Remembered – 1942, 43, 44 and 45’, BBC WW2 People’s War, 17-4-2005.
- Seastories, www.battleshipnc.com.
- Kelly, S.S., ‘Christmas Aboard the USS North Carolina, Ourstate.com, 24-11-2015.
- Kelly, S.S., ‘Christmas Aboard the USS North Carolina, Ourstate.com, 24-11-2015.
- Seastories, www.battleshipnc.com.
- ‘Christmas in Iceland’, Life Magazine, 24-01-1944.
- Anderson, C.E., Keep Your Ducks in a Row!, 149.
- Leyva, A., ‘Christmas at Hanford’, Chemical Heritage Foundation, winter 2008-2009.
- Anderson, C.E., Keep Your Ducks in a Row!, p. 149-150.