De strijd om de heggen tijdens de slag om Normandië
Toen de geallieerde strategen de plannen voor operatie Overlord opstelden, schonken ze onvoldoende aandacht aan de bijzondere aard van het ondoordringbare en onoverzichtelijke Normandische landschap. De logge Amerikaanse oorlogsmachine was niet geschikt voor dit doolhof van kleine, omsloten velden met hoge heggen en verzonken rijstroken, met achter iedere heg een tot de tanden gewapende vijand.
Uit een zorgvuldige studie van de situatie van de geallieerden in Normandië eind juni 1944 bleek dat de strandhoofden stevig in handen waren van de geallieerden. Dit bruggenhoofd liep van Cherbourg tot aan de monding van de Orne, op slechts enkele kilometers van de hoofdplaats Cean. De grootte van de strandhoofden was echter verre van voldoende voor het verdere verloop van de strijd.
Het voorspelde het begin van statische oorlogvoering, wat natuurlijk het laatste was wat de Amerikanen en de Britten wilden. Uiteraard moest dit dan ook ten koste van alles vermeden worden. De opperbevelhebber, de Amerikaanse generaal Dwight D. Eisenhower, wilde de troepen verder het binnenland in laten trekken om zo door de Duitse linies te breken. Maar de Duitsers hadden het voordeel van het terrein. De Vire-vallei bestond uit een gebied met rotsachtige heuvels waar de rivier met dezelfde naam doorheen stroomde. De weilanden werden begrensd door de heggen met de naam “bocage Saint-Lois”. Deze heggen waren 1 tot 2 meter dik en voorkwamen dat er iemand doorheen kon kijken. Wanneer deze heggen groeiden op aarden wallen van ongeveer een meter hoog, verborgen ze de paden en konden ze ruim 4 meter hoog zijn. Soms werden deze aarden wallen en heggen gescheiden door verzonken rijstroken die de vijand gebruikte om geschut’s posities op te zetten.
De veehouders hadden met deze heggen geen prikkeldraad nodig om de grenzen van hun land te markeren. Er was ook geen gevaar dat hun dieren zouden rondzwerven want de heggen waren gemaakt van kreupelhout, struiken, braamstruiken en kleine bomen die op de aarden wallen groeiden. Noch mens noch dier kon door dit obstakel komen. Deze natuurlijke verdediging werd gebruikt door de Duitsers die hun schuttersputten in de aarden wallen groeven die langs de wegen, lanen of sporen liepen. Al deze vochtige, smalle paden met de vele bochten verborgen vijandelijke mortier- en machinegeweer posities. Deze waren onzichtbaar in de bocage, dat al snel de groene hel zou worden voor de geallieerde militairen.
Om de verdediging te verbeteren, hadden de Duitsers het land, dat al drassig was, onder water gezet voordat de Amerikanen arriveerden. Deze velden waren daarom doorweekt als sponzen en de paden modderig. Sinds begin juni was het regenachtig weer geworden en was het landschap veranderd in een absoluut modderbad dat niets bijdroeg aan het moreel van de Amerikaanse GI’s. Vóór het Amerikaanse offensief wisten de Amerikaanse officieren al dat de opmars langzaam en kostbaar in mensenlevens zou worden. Voor de bescheiden infanteristen zou dit offensief in Normandië een verschrikkelijke beproeving worden. En door het landschap in Normandie was het gebruik van tanks, hoe riskant ook voor de bemanningen, nodig om de infanterie te ondersteunen.
Maar de ondoordringbare heggen, die langs de verzonken rijlanen van de Normandische bocage stonden, bleken al snel een groot obstakel voor de Amerikaanse tanks. Het andere ongemak was dat als de tanks probeerden de heggen op te rijden, de onderkant van de tank (d.w.z. het meest kwetsbare deel) aan de vijand zou worden blootgesteld. De sergeant Curtis G. Culin III (102nd Cavalry Reconnaissance Squadron, 2nd Armored Division) kwam op het slimme idee om de voorkant van Sherman-tanks te voorzien van krachtige metalen tanden, hierdoor konden de tanks zich gemakkelijk een weg banen door de heggen. Er was geen probleem om de materialen voor het maken van deze tanden te vinden. De Duitsers hadden namelijk duizenden obstakels op de stranden geplaatst, deze obstakels stonden ook wel bekend als de “Tsjechische egels”. Deze obstakels waren perfect voor de klus.
Na een maand van statische oorlogsvoering in de bocage en na eindeloze, moorddadige gevechten, veroverden generaal Bradley’s troepen het belangrijke kruispunt van Saint-Lô. Net als bij Cean werd de stad Saint-Lô volledig verwoest. De verovering van het departement La Manche maakte een einde aan de “oorlog rondom de heggen”, de dodelijkste beproeving die het 1e Amerikaanse leger doormaakte aan het Europese front. Op 20 juli 1944 hadden de Amerikanen sinds de start van de campagne 62.000 man verloren, waaronder 10.000 doden. Het aantal doden en gewonden dat alleen al tijdens de opmars van een dorpje als La-Haye-du-Puits naar een dorpje 8 kilometer verderop ligt rond de 8000; een militair per gewonnen meter!
Terug naar touroverzicht