D-Day in Normandië 1944 | Toen en Nu
This post is also available in: English
Er is geen andere veldslag in de Tweede Wereldoorlog die méér indruk heeft gemaakt dan de landing van 125.000 geallieerde militairen op de stranden van Normandië op 6 juni 1944, natuurlijk bekend als D-Day. Deze indrukwekkende toen & nu fotoserie neemt u mee vanaf de invasie op 6 juni 1944 tot aan de slag om de Falaise Pocket.
De invasie in Normandië
Vier jaar na de verpletterende nederlaag van Frankrijk, België en Nederland in de lente van 1940, begonnen de westerse geallieerden met operatie Overlord. Het doel was een bruggenhoofd te vestigen in West-Europa om van daaruit met de hulp van het Sovjet leger aan het Oostfront nazi-Duitsland te verslaan. Normandië werd gekozen vanwege de nabijheid van de Britse kust. De geallieerde luchtmacht kon zo de landingstroepen effectief ondersteunen bij het begin van de aanval (operatie Neptune). Bovenal was de Duitse verdediging langs dit deel van de kust minder sterk dan verderop in het noorden. Het Duitse opperbevel verwachtte de geallieerde landingen daar waar het Kanaal het nauwst is.
Een vloot van meer dan 6.900 schepen was nodig om de aanvalstroepen van meer dan 156.000 man op vijf stranden te zetten. De landingsstranden kregen van west naar oost, de codenamen Utah en Omaha (V.S.), Gold (Brits), Juno (Canadees) en Sword (Brits). Ongeveer 24.000 man luchtlandingstroepen werden ingezet om strategische punten in te nemen en zo te voorkomen dat de Duitsers konden aanvallen op de flanken van de troepen die op de kust aan land kwamen.
Ondanks het slechte weer en de felle Duitse tegenstand waren de operaties succesvol. Op de avond van 6 juni 1944 hadden de geallieerden op alle vijf de stranden vaste voet aan de grond. De Duitse verdediging wist niet hoe ze moest reageren. D-Day was vooral een Brits-Amerikaanse inspanning. Britse, Amerikaanse en Canadese troepen vormden de hoofdmoot, maar in totaal deden er zowel in de lucht, op zee, als op land 17 geallieerde landen mee. De landingen van 6 juni 1944 maakten geschiedenis onder de legendarische naam D-Day.
Deze foto toont Amerikaanse troepen van de 2nd Infantry Division die via de ‘Beach-exit’ E-1 op D+1, 7 juni 1944, de klif op gaan. Ze trekken langs de Duitse WN-65-kazemat die de route verdedigde van de Ruquet-vallei naar Saint -Laurent-sur-Mer. De E-1 werd vrij vroeg geruimd en werd de hoofduitgang van Omaha Beach, grotendeels dankzij de inspanningen van de 37e en 149e Engineer Combat Battalions. Bij het 37e Battalion sneuvelden 24 militairen, waaronder de commandant.
Twee van de bulldozer-operators, de soldaten Vinton W. Dove en William J. Shoemaker van de C-Company, kregen beide een Distinguished Service Crosses (DSC) voor het vrijmaken van de uitgang en het vullen van de antitankgracht terwijl ze onder intens vijandelijk vuur stonden. De Duitse kanonniers hadden namelijk de bulldozers als voornaamste doelen uitgekozen. 1st Lieutenant Robert P. Ross van de C-Company kreeg de derde DSC toegekend op D-Day voor het helpen van B-Company, 16th Infantry, om de WN 64 op de heuvel tot zwijgen te brengen. In dit een gevecht werden 40 Duitsers gedood. Na de verovering namen de ingenieurs de kazemat over als commandopost.
Ten noordwesten van Utah Beach stond de kapel van La Madelèine (W4). Deze foto is een paar dagen na D-Day genomen en toont geniesoldaten van de 1st ESB (Engineers Special Brigade) die na de dienst de kapel verlaten. Het teken van de eenheid, een witte boog, is te zien op hun helmen. Dit mooie kapel, typisch voor de eerste helft van de 17e eeuw, werd na D-Day gerestaureerd en is nog steeds een mijlpaal in de buurt van Utah Beach.
De foto’s van de Amerikaanse parachutisten van de 82nd Airborne Division tijdens D-Day in Sainte-Mère-Église zijn wereldberoemd. Ze zijn vaak gepubliceerd en hebben bijgedragen aan de grote bekendheid van dit Franse stadje. “The Longest Day”, eerst het boek van Cornelis Ryan en vervolgens de daarop gebaseerde film, veranderde dit dorp in een van de plaatsen die in de geschiedenisboeken te vinden is.
Deze foto toont parachutisten van het 505th Parachute Infantry Regiment in Sainte-Mère-Église. De parachutisten verzamelden paarden en paardenkarren, waarvan er veel waren in deze sector van Normandië. Deze waren meestal overgenomen van de Duitsers, waarvan de meeste statische eenheden op het schiereiland Cotentin door paarden werden getrokken. Na 78 jaar is er niet veel veranderd in Sainte-Mère-Église, afgezien van wijzigingen in de bewegwijzering.
In de hoofdstraat van Sainte-Mère-Eglise, richting Fauville in het noorden, heeft een Duitse 88-granaat de hoek van een huis opengereten. Medics van het 505th Parachute Infantry Regiment, 82nd Airborne Division laden een Amerikaanse GMC-truck vol met gewonde Amerikanen en burgers. De militairen staan met hun rug naar het stadhuis, waar de Duitsers de Kanton Kommandantur hadden ingericht. Rechts op de foto staat een civiele verpleger met een donkere jas en een Franse helm op.
In de ochtend van 7 juni 1944 (D-Day + 1) had de 4th US Infantry Division zich vanaf Utah Beach aangesloten bij de parachutisten van de 82nd Airborne Division in Sainte-Mère-Eglise. Op deze foto is een volgeladen jeep met Amerikaanse militairen te zien. In het voormalige Hospice aan de linkerkant was het 505th Regimental Aid Station #2 ingericht. Aan het eind van 6 juni 1944 lagen in dit voormalige Hospice al 120 gewonde Amerikanen. Na 78 jaar is de situatie aan de Rue du Cap de Laine nauwelijks veranderd.
Parachutisten van de 82nd Airborne Division rusten uit aan de voet van de Église Saint-Marcouf. Lange tijd ging men er vanuit dat deze foto op 8 juni 1944 was genomen, maar onderzoek heeft uitgewezen dat deze foto op D-Day (6-6-1944) is gemaakt, wat wordt bevestigd door het feit dat de militairen op deze foto hun gezicht nog steeds zwart hebben met de vetverf die ze voor hun vertrek hadden aangebracht. Op de huidige foto ziet u hoe de trappen die naar de begraafplaats leiden zijn aangepast.
Op 7 juni 1944 fotografeerde een fotograaf van de Amerikaanse marine het plein van St. Marie-du-Mont met rechts het oorlogsmonument. St. Marie-du-Mont lag aan de oostelijke rand van DZ ‘C’ in het hart van het operatiegebied van de 101st Airborne Division. Met zijn eigenaardige kerk met koepelvormige toren op het centrale marktplein, had het voor de 101e een soortgelijke betekenis als St. Mère-Église voor de 82nd Airborne Division.
Toen en nu foto van Britse Sherman tanks en militairen van de 1 Kings Own Scottish Borderers (KOSB), 9th Brigade, 3rd Infantry Division in de straten van Caen op 10 juli 1944. Caen, de oude hoofdstad van Normandië, was een vitale weg en spoorwegknooppunt die de geallieerden moesten veroveren voordat ze naar het zuiden konden oprukken. Vanwege de strategische betekenis moesten de geallieerden hardnekkig vechten om de goed voorbereide en vastberaden Duitse verdediging te breken. In plaats van één dag hadden de geallieerden zes weken nodig om de stad in te nemen. Het was een Pyrrusoverwinning, met een verwoestende tol. Ongeveer 70% van de stad werd verwoest en 3.000 inwoners kwamen om.
Fotobron: Ⓒ IWM B 6924
Deze indrukwekkende toen en nu foto toont Schotse militairen van de 1 Kings Own Scottish Borderers (KOSB), 9th Brigade, 3rd Infantry Division aan de Rue des Chanoines in Caen op 9 juli 1944. De Duitsers verdedigden de Franse stad fanatiek en de burgerbevolking betaalde hiervoor een verschrikkelijke prijs. Pas in de ochtend van 9 juli 1944 konden Britse troepen uit het oosten en noorden en Canadezen vanuit het westen behoedzaam een weg banen door de verwoeste stad.
Een toen en nu foto van de verwoesting in het dorp Cagny op 19 juli 1944. Deze foto is gemaakt tijdens operatie Goodwood, dit offensief vond plaats tussen 18 en 20 juli 1944. Het doel van deze operatie was een beperkte aanval naar het zuiden, om de rest van Caen en de Bourguébus-rug te veroveren.
Om 09:15 staken de tanks van het 3rd Royal Tank Regiment (3RTR) veilig de gepantserde corridor over, maar werden tegengehouden door de Duitse verdediging bij Grentheville. Om 10:15 uur arriveerden zonder veel Duitse tegenstand de eerste twee squadrons van de Fife and Forfar Yeomanry (2FFY) bij de spoorlijn Caen-Vimont. Ondertussen reorganiseerde de Duitse luitenant-kolonel Hans von Luck, commandant van de gevechtsgroep in het centrum, de verdediging. In Cagny richtte hij het FLAK 88mm luchtafweergeschut op de tanks van het 3rd Squadron of the Fife and Forfar Yeomanry dat voor de Duitse stellingen passeerde. De opmars werd gestopt toen 15 van de 19 Britse tanks onmiddellijk werden vernietigd.
De situatie was chaotisch. Duitse Mark IV tanks van het Panzer Regiment 22 vielen de tanks van de Britse 23rd Hussars aan die daarop volgden. Alle Mark IV tanks behalve één werden uitgeschakeld. Om 10.30 uur veroverde de 8e Rifle Brigade het Franse dorp Le Mesnil Frémentel en nam hierbij 134 Duitse krijgsgevangenen. Rond het middaguur probeerde Panzeroffizier Richard von Rosen, commandant van de 3e compagnie van de angstaanjagende Duitse Tiger-tanks van de Schwere Panzer-Abteilung 503, een aanval vanuit het zuiden richting Manneville. Twee van zijn tanks werden geraakt door Duitse granaten uit de richting van Cagny en raakten in brand. Uiteindelijk namen de Guards het over van de 11th Armoured Division.
De tanks van de 2e Guards, bijgestaan door infanterie en kanonnen, brachten de terugtrekkende Duitsers nog meer verliezen toe. Cagny werd laat in de middag veroverd.
Lees ook: Operatie Epsom | Slag om Normandië
De ‘Dives Valley’ tussen Falaise en Chambois, ten noorden van de weg van Argentan naar Parijs, was het toneel van hevige gevechten van 19 tot 21 augustus 1944. Ongeveer 100.000 Duitse en 150.000 geallieerde soldaten kwamen op enkele vierkante kilometers met elkaar in gevecht. Toen de geallieerden dichterbij kwamen, evacueerden de Duitse troepen de sector. Vanaf 15 augustus werd de “cauldron” onderworpen aan een stortvloed van vuur door geallieerde artillerie en bombardementen en tegenaanvallen door de Duitsers, die hun vluchtroute wilden vrijhouden. De ‘corridor of death’, een ontsnappingsroute die zich in talloze paden vertakte, werd elke dag nauwer. Op 19 augustus namen Poolse soldaten van de 1st Armored Division Mont-Ormel in Coudehand in.
Op dezelfde dag, samen met de Amerikanen die uit het zuiden waren gekomen, sloten ze de cirkel in Chambois. Het omsingelde Duitse leger deed verwoede tegenaanvallen om door te breken in de sector van Montormel. De Poolse troepen boden heldhaftig verzet, vaak in man-tegen-man gevechten. Op 21 augustus gingen de gevechten nog steeds door. ’s Middags maakten Canadese en Poolse troepen contact en hiermee verzegelden ze de zogenaamde Falaise Pocket. De omsingelde Duitse troepen gaven zich over aan de geallieerden in Tournai-sur-Dive. Hierna was de slag om Normandië voorbij. Uiteindelijk wisten duizenden Duitse soldaten te ontsnappen richting de Seine, maar hun verliezen waren enorm: ongeveer 10.000 werden gedood en 40.000-50.000 gevangen genomen. Op veel plaatsen, zoals de bruggen over de rivier de Dives en de wegen rond de Mont-Ormel, was de aanblik van dode mensen en paarden deprimerend. Deze toen en nu foto toont een vernietigde Duitse Panzer IV en halftrack voor de oversteek van de rivier de Dives in Chambois. Op de achtergrond waakt de kerk nog steeds over de brug…
Tijdens de laatste fase van de slag om Normandië omsingelden de geallieerden de Duitse legers in de zogenaamde Falaise Pocket. De Duitsers probeerden wanhopig via het dorp St. Lambert-Sur-Dive uit de ‘pocket’ te ontsnappen. Majoor D.V. Currie, commandant van het “C” Squadron van het South Alberta Regiment (SAR), 29th Canadian Reconnaissance Regiment met onder commando detachementen van de Argyll and Sutherland Highlanders of Canada, The Lincoln and Welland Regiment en een eenheid van het 5th Anti-tank regiment, werd belast met het dichten van de ‘Falaise-pocket’ in dit gebied. Na drie dagen van zware gevechten en flinke verliezen was de pocket gesloten en waren de Duitsers omsingeld.
Toen de Duitse tegenaanvallen eindelijk stopten, kwamen Currie’s troepen als overwinnaar uit de strijd. Hierbij hadden ze 300 Duitsers gedood, 500 verwond en 2100 krijgsgevangen gemaakt. Ze vernietigden in totaal ook zeven tanks en 40 voertuigen. Voor zijn dappere inzet tijdens deze gevechten, werd majoor Currie onderscheiden met het Victoria Cross. Dit was het enige Victoria Cross dat tijdens de Tweede Wereldoorlog aan het Canadian Armoured Corps werd toegekend. Deze foto legt het moment vast die ertoe zouden leiden dat majoor Currie het Victoria Cross zou krijgen.
Lees ook: De Canadese majoor die meer dan 50.000 Duitsers in de val liet lopen
Deze foto van een weg vol Duitse uitrusting en dode paarden laat de verschrikkingen zien van de gevechten in de Falaise Pocket. Dezelfde weg (onder), dit keer vrij, met dezelfde boerderij achter de heg. In de negen dagen strijd voor de pocket van Falaise, verloren de Duitsers meer dan 120.000 manschappen aan doden, gewonden en vermisten. Oorlogscorrespondenten die naderhand het gebied bezochten, meldden dat je over de lichamen en kadavers van paarden kon lopen. De geallieerde bevelhebber Dwight D. Eisenhower die kort daarop het gebied bezocht, noemde het een tafereel dat regelrecht was weggelopen uit de Hel van Dante.
Bronnen:
- Builders and Fighters: U.S. Army Engineers in World War II by Barry W. Fowle.
- Omaha Beachhead (6 June–13 June 1944). American Forces in Action Series (2011 Digital ed.). Washington DC: Historical Division, War Department. 1945. OCLC 643549468
- Citation Victoria Cross Major David Vivian Currie
- Sainte-Mere-Eglise, Photographs of D-Day – 6 June 1944, Michel De Trez