In de voetsporen van private Floyd McCulloch
This post is also available in: English
De afgelopen jaren heb ik veel battlefield tours mogen uitvoeren voor diverse privé groepen. In september 2024 mocht ik een tour verzorgen voor de zoon van private Floyd McCulloch, die tijdens de Tweede Wereldoorlog diende bij het Canadese regiment de Cape Breton Highlanders.
McCulloch kwam pas op 29 april 1945 op het strijdtoneel in Delfzijl aan en beleefde in drie dagen felle gevechten en helse artilleriebeschietingen. Volgens Charles werd er door zijn vader weinig gesproken over de oorlog, alleen de komische anekdotes passeerden de revue. Samen met zijn familie traden we in de voetsporen van het regiment. We bezochten Bierum, Holwierde, Nansum en uiteindelijk Delfzijl waar McCulloch betrokken was bij de verovering van de Duitse kustbatterij. Zijn vader zat bij de D Company, die zwaar onder vuur kwam te liggen tijdens de opmars vanuit Uitwierde.
Luitenant Reg Roy, pelotonscommandant van de D Company, schreef in zijn dagboek: ‘Zodra we onderweg waren, werden er door de vijand lichtkogels afgeschoten. We rukten op langs de zeedijk en maakten direct contact met de vijand… We werden vastgepind door Duitse sluipschutters en dat vervloekte gemechaniseerde kanon… Mijn god, het was verschrikkelijk om te zien hoe onze kerels in stukken werden gereten, ik hoop dat ik nooit meer zo’n gevecht meemaak. Het was pure moord…het was voor mij het bitterste gevecht van de oorlog.’
Als afsluiting van de tour bezochten we het station van Delfzijl, dat op 1 mei 1945 werd veroverd door de B Company van de CBH. Bij deze gevechten werden honderden Duitsers krijgsgevangen gemaakt. Uit het regiments boek van de Cape Breton Highlanders las ik een paraaf voor van Floyd McCulloch: ‘De laatste veldslag die ik mij het meest herinner was de verovering van Delfzijl. Ik denk dat het voor ons de zwaarste strijd was waarin we ooit zijn terecht gekomen. Ik denk soms dat ik de brandende gebouwen nog kan ruiken, maar we hebben de stad ingenomen. Na de felle gevechten viel ik in slaap in een oud gebouw dat we als hoofdkwartier hadden. Sergeant MacGregor maakte me wakker en zei: ‘Het is voorbij, we hebben gewonnen!’ Hij zei dat hij mij niet nog een keer het gevecht in had kunnen sturen. Ik vertelde hem dat ik het gevecht waarschijnlijk ook niet meer had aangekund.’