De commando met de zwarte hoge hoed
Na de bevrijding van Arnhem op 14 april 1945 nam Majoor Henry Druce het commando over een speciaal SAS-team op zich, belast met een cruciale rol in Operatie Keystone. Gekleed in een opvallende corduroybroek en een zwarte hoge hoed, leidde Druce zijn team van 10 jeeps door vijandelijke linies, navigerend door hinderlagen en vijandig vuur.
Het operatieplan Keystone
Terwijl de 1e Canadese Infanteriedivisie gestaag oprukte naar Apeldoorn vanuit Gorssel, kreeg de 5e Canadese Tankdivisie de taak om via Arnhem over de Veluwe door te stoten naar het IJsselmeer. Om dit offensief te versnellen, waren er al eind februari plannen gemaakt voor de inzet van speciale eenheden, zoals de Jedburgh- en SAS-teams (Special Air Service). Voordat het startsein voor operatie Keystone werd gegeven, werden talloze vergaderingen gehouden om de details van de operatie te bespreken. Uiteindelijk kwam er een plan naar voren dat voorzag in het droppen van teams op twee locaties op de Veluwe, een ten noorden en een ten westen van Apeldoorn. De inzet van verkenningsteams was gepland voor begin april, en de hoofdmachten zouden worden gedropt nadat de Canadezen de IJssel waren overgestoken.
De verkenningsteams hadden als taak de komst van de hoofdmachten voor te bereiden, onder andere door dropzones (DZ) klaar te maken en ontvangstcomités vanuit het verzet te organiseren. Zodra de Canadezen de IJssel hadden overgestoken, zouden twee SAS-groepen met jeeps worden gedropt, terwijl een andere met jeeps uitgeruste SAS-eenheid vanuit het bruggenhoofd bij Arnhem over de weg zou oprukken om contact te maken met de gelande eenheden. De taken van de SAS-hoofdmacht waren onder andere het bezetten van bruggen over het Apeldoorns Kanaal, het aanvallen van Duitse troepen in het gebied, gidsen beschikbaar stellen, het verstrekken van informatie aan de Canadezen en het leggen van contact met het verzet op de Veluwe. Voor de verkenningen werden twee dubbele teams gevormd, elk bestaande uit drie Jedburghers en drie SAS-leden met de namen Gambling en Dicing. In dit verhaal ligt de focus op het SAS-team dat vanuit het bruggenhoofd Arnhem over de weg zou oprukken met speciale commando-jeeps.
Majoor Henry Druce
Na operation Loyton in de Vogezen, Frankrijk, werd Henry Druce gepromoveerd tot majoor en geplaatst bij het 2e Special Air Services Regiment, 2e Bataljon. In april 1945 gaf Brigadier Mike Calvert hem de opdracht om met 10 jeeps door de Duitse linies heen te breken. Druce had bezwaren, aangezien de oorlog bijna voorbij was, de Duitse verdediging van het vliegveld te sterk was en ze te dicht bij de oprukkende Canadese troepen zouden moeten opereren. “Druce,” zei Calvert, “ben jij een reguliere officier?” “Ja, mijnheer,” antwoordde Druce. “Nou, ik denk dat je neergeschoten zou moeten worden,” riep de brigadier uit na de bezwaren te hebben gehoord.
Op 13 april 1945, na de oversteek van de Britse 49e Infanteriedivisie bij Westervoort, trokken de 10 jeeps Arnhem binnen. Aan het eind van de dag bereikten de jeeps de noordelijke buitenwijken van Arnhem. In zijn opvallende outfit, gekleed in een corduroybroek en een zijden hoge hoed, zette Druce zijn missie voort in de richting van het vliegveld Deelen.
In zijn opvallende outfit, gekleed in een corduroybroek en een zijden hoge hoed, zette Druce zijn missie voort in de richting van het vliegveld Deelen.
De aanval op vliegveld Deelen
Bij het vliegveld van Deelen kwam het team onder zwaar Duits vuur te liggen. De eerste jeep kwam vast te zitten, waarna de overige jeeps defensieve posities innamen. Ongeveer 300 Volksgrenadiers verdedigden het vliegveld, terwijl Flak 88 en PAK-posities aan de randen van het vliegveld een serieuze bedreiging vormden. Na een korte poging met een lokale gids keerde het team terug naar een café, waar ze de nacht doorbrachten. Terwijl ze in een café in Deelen wachtten op de komst van de Canadese troepen, benaderde een Duitser op een motorfiets hen. In de zadeltassen zat een ham die de Duitser had gestolen in Arnhem. Druce, nog steeds met zijn hoge hoed op, beval de man om van zijn motor af te stappen. Toen hij niet reageerde, pakte Druce de ham en sloeg hem ermee van de motor af.
De volgende dag werd de aanval op het vliegveld hervat, deze keer succesvol, samen met de Canadese tanks van de 8th Canadian Hussars. Terwijl de Canadezen stopten, zette Druce zijn opmars voort naar Otterlo. Een uitdaging was dat ze herhaaldelijk werden ingehaald door pantserwagens en tanks van de 5e Canadese Tankdivisie die op weg waren naar het IJsselmeer. Dit plaatste de SAS-mannen binnen de geallieerde linies, waardoor de doeltreffendheid van hun acties twijfelachtig werd.
De opmars richting Barneveld
Tijdens deze opmars stuitte het team van 8 overgebleven jeeps, met waarschijnlijk 3 man per jeep, op Duitse troepen die probeerden te ontsnappen richting Apeldoorn. Elke jeep was uitgerust met 4 Vickers machinegeweren, wat resulteerde in het snel uitschakelen van verschillende Duitsers in de hinderlaag. Een meereizende journalist verklaarde later: “Druce was gekleed in een corduroybroek en zwarte hoge hoed, en de felheid en snelheid van de hinderlaag waren ongeëvenaard.”
Langs de weg van Hoenderloo naar Otterlo werden ongeveer vijftig Duitse infanteristen gezien. Volgens Druce’s rapport legde Sergeant-majoor Mitchell een hinderlaag, waarbij ongeveer 25 man op een afstand van minder dan vijftig meter werden gedood. Op 15 april 1945 wilde Druce noordwaarts trekken, gebruikmakend van de nacht. Ze zouden over de Harskampse Zand in de richting van de spoorweg bij Stroe oprukken.
Luitenant Swayne fungeerde als navigator, hoewel de jeeps moeilijk te besturen waren door het mulle zand. Onderweg kwamen ze verschillende groepen Duitsers tegen, maar ze stopten niet om zo het maanlicht optimaal te benutten voor hun tocht. Op 16 april 1945 hoorde Druce dat er al Canadese troepen bij Barneveld waren. Hij begon zich af te vragen of verdere acties aan zijn zijde nog zinvol waren. Besluitend om naar Barneveld te gaan en zich bij de stick van Kapitein R.J. Holland te voegen, maakte zijn team onderweg nog negen krijgsgevangenen. Als laatste actie van operatie Keystone vielen de teams van Holland en Bruce Nijkerk aan. Hierbij zouden ze worden geholpen door 30 verzetsmensen, maar in de avond was dit aantal inmiddels geslonken tot 6. Luitenant Boyd leidde de aanval en werd geconfronteerd met drie Duitse machinegeweren. Twee Panzerfausten en enkele Duitsers werden door luitenant Swayne gevangengenomen, waarbij in totaal twintig Duitsers werden gevangengenomen. De volgende dag werd Druce met zijn jeeps door majoor Hibbert teruggeroepen naar Nijmegen. Operatie Keystone was voorbij.
Conclusie operatie Keystone
Majoor Druce concludeerde, net als Kapitein R.J. Holland, dat de operatie niet als een groot succes kon worden beschouwd, omdat ze er nooit in slaagden echt door te breken. “De Duitse terugtrekking (Van de IJssellinie) verliep zeer ordelijk. De Duitsers dekten alles met zijn 20 en 75mm-kanonnen, waarmee de Canadese tanks afrekenden. Wij moesten ondertussen een omweg maken, waarbij wij weer werden ingehaald door de tanks.” Ondanks enkele omwegen zonder verliezen te lijden, doodden ze 26 vijanden en namen er 51 gevangen. Het eindrapport van de SAS over Keystone was kort en bondig: “Onze doelstellingen werden niet gerealiseerd.”
Onze doelstellingen werden niet gerealiseerd.
De naoorlogse carrière van Majoor Henry Druce
Na de oorlog keerde Druce terug naar MI6 en werkte hij eerst in Nederland en later in Indonesië. Na de onafhankelijkheid van
Indonesië werkte hij twee jaar op een Engels-Nederlandse plantage op Java. Vervolgens emigreerde hij met zijn gezin naar Canada, waar hij op Newfoundland zijn eigen bedrijf begon, dat later werd uitgebreid naar Quebec en de Kaaimaneilanden. In 1981 ging hij met pensioen en verhuisde naar Victoria in Brits Columbia. Henry Druce overleed op 85-jarige leeftijd.
De man met de hoge hoed werd na de oorlog een soort legende; in 1970 werd in de kruipruimte van een voormalig Duits gebouw een Kodak-filmrolletje gevonden met daarop de aanduiding “Exposed 1945”. Ondanks het feit dat het rolletje zo’n 45 jaar eerder was belicht, werd er in een fotolab toch nog een, zij het slechte, afdruk gemaakt. Het toonde een militair op een motorfiets, met een hoge hoed!