De slag om de sluis bij Wiene
De sluis bij Wiene (Delden)
In de sluistoren hebben zich Duitse sluipschutters opgesteld die met dodelijke nauwkeurigheid enkele officieren doden. De Duitsers vuren met veldartillerie en mortieren, waardoor de aanval in de kiem gesmoord wordt. Om 14:00 uur moet de aanval worden gestaakt. Voor de rest van de dag en een deel van de daarop volgende nacht ligt het bataljon 12th King’s Royal Rifle Corps verspreid over een erg breed front langs het kanaal met de opdracht het de vijand lastig te maken en hem in verwarring te brengen en wel zo dat hij gaat denken dat er een nieuwe aanval op komst is. Omdat het de Engelsen uiteindelijk niet gelukt is in hun zone het Twentekanaal over te steken (Lochem, Diepenheim, sluizen van Wiene) en de Canadezen op hun linkerflank opereren, krijgen deze nu de opdracht een oversteek te forceren en wel op twee plaatsen: de sluizen van Wiene en ter hoogte van de St. Annabrug. De aanval op de sluizen heeft tot doel de vijand af te leiden om zo de oversteek bij de St. Annabrug te vergemakkelijken. Op 2 april 1945 Tweede Paasdag omstreeks 11 uur in de avond arriveerden eenheden van de 4e Canadese pantserdivisie in Diepenheim, dat die dag ervoor al door de Britten bevrijd was.
Deze Canadezen waren die dag vanuit het Reichswald in Duitsland vertrokken, om via Terborg en Borculo uiteindelijk in het Twentse plaatsje terecht te komen. Diverse eenheden ontvingen de opdracht om de volgende dag, 3 april, een overgang te forceren over het Twente-Rijnkanaal bij Delden. De aanval zou uitgevoerd gaan worden door eenheden van de twee infanterieregimenten Lincoln and Welland en lake Superior, in samenwerking met tanks van de Canadian Grenadier Guards. Na een korte nachtrust werden de troepen naar de omgeving van het kanaal gedirigeerd, vanwaar de aanval zou worden ingezet. De hoofdaanval was bij de sluis gepland, omdat het kanaal op die plaats het smalst is. Het 1e bataljon van het Lincoln and Welland regiment kreeg opdracht om enkele kilometers ten oosten van de sluis manschappen met behulp van storm,boten op de Duitse oever te zetten. Het 1e bataljon van het Lake Superior regiment , daarentegen zou een soortgelijke actie ondernemen, echter enkele kilometers naar het westen. Het 15e Field regiment zou de acties ondersteunen met haar artillerie. De noordelijke oever werd met zwaar artillerievuur bestookt.
nder dekking van een artilleriebombardement en ondersteunt door het vuur van zware mitrailleurs en mortieren, lukte het om in de vroege nacht een bruggenhoofd te vormen op de vijandelijke oever van het Twentekanaal. Voor het doel was de A-company, van het 1e bataljon van het Lake Superior regiment in stormboten het water over gestoken. Enkele kilometers oostelijker waren eenheden van het Lake Superior regiment in stormboten het water overgestoken. Enkele kilometers oostelijker waren eenheden van het Lincoln and Welland regiment er eveneens in geslaagd om de vijandelijke oever te bereiken. Ondanks de hardnekkige Duitse tegenstand, en de voortdurende tegenaanvallen, zagen de geallieerden toch kans om de gevormde bruggenhoofden te behouden, te consolideren en met veel moeite uit te breiden.
ierna was het bij de sluis ook veilig genoeg voor de Canadian Engineers om een Baileybrug te bouwen. De overbrugging is zo belangrijk omdat daar de tanks en andere zware voertuigen van de 4th Armd. Canadian Divisie de andere oever kunnen bereiken. In twee uur en een kwartier slaagde 9th Field Squadron RCE erin aan de schutzijde een klasse 9-brug te leggen en zo de weg vrij te maken voor de tanks en andere troepen om hun opmars naar Borne en Almelo mogelijk te maken. Het bruggenhoofd aan de overkant van het Twentekanaal wordt verder geconsolideert. Aan het kanaal blijven 11 dode Canadese soldaten achter. De Duitsers verloren 35 man. Merkwaardig is dat op het ogenblik dat de Canadezen in de aanval gaan, een deel van het achterland aan de overzijde van het kanaal al is bevrijd. Nadat de Engelsen namelijk op 1 april Enschede zijn binnengetrokken maken ze nog een omweg naar Hengelo en Brone voordat ze Duitsland binnentrekken. Achteraf is het onbegrijpelijk waarom zij die dag dat ze Hengelo bevrijdden (3 april) niet naar Delden zijn doorgestoken om de Duitsers in de rug aan te vallen.
Bill Deedes krijgt in 1942 de leiding over de 110 mannen van de B-compagnie van het King’s Royal Rifle Corps. Op 3 april 1945, wanneer het derde peloton zich terugtrekt van de sluis bij Wiene, zijn 25 soldaten gewond en vijf gedood.
Aan zijn vrouw Hilary schrijft commandant Deedes dat hij de Duitse soldaten bewondert. “Wat daar is gebeurd is natuurlijk triest. Maar de Duitsers voerden daar een heroïsche strijd.” De mislukking was volgens Deedes te wijten aan fouten bij de Britse inlichtingendienst. De Britten verwachtten bij Delden bijna geen Duitse weerstand. Een regen van kogels en mortiergranaten stuurden Duitse soldaten naar de Engelse soldaten. Doorvechten was zinloos. Bill Deedes is de enige officier van zijn compagnie die niet gewond raakte in de oorlog. Bron: Deedes at war, a legacy of loss and bitterness, artikel in The Daily Telegraph.