Het oosten van Groningen werd in april 1945 niet alleen door Poolse troepen, maar ook door Belgische militairen bevrijd. Tot nog toe werd algemeen verondersteld dat de regio alleen door Poolse pantsertroepen werd bevrijd. Wie zich enigszins verdiept in de materie, komt echter tot de vaststelling dat die Poolse pantsers werden voorafgegaan door Belgische stoottroepen. Voordat de lokale bevolking goed en wel besefte dat ze bevrijd waren, trokken de Belgische troepen al door naar het volgende dorp. De troepen die na de Belgen in het dorp verschenen, de Polen, werden vervolgens onthaald als helden en bevrijders. De Belgen bleven echter in het anonieme.
De wortels van 1 Para gaan terug naar het Escadron Parachutisten SAS, opgericht naar voorbeeld van de Engelse Special Air Service en het troetelkind van kolonel Eddy Blondeel, een Belgisch reserveofficier bij de Artillerie. Zijn bijnaam was Captain Blunt, die hij te danken had aan zijn schuilnaam, gebruikt tijdens één van zijn opdrachten en die toen op zijn paspoort vermeld stond. Deze elite-eenheid zag het licht tijdens WO II in Groot-Brittannië. Vanaf juli 1944 werden de Belgische SAS-parachutisten ingezet tijdens de strijd in Europa.De eenheid voert in het bezette Frankrijk, België en Nederland veertien SAS-operaties uit
Nadat de laatste Duitse verdediging aan de Siegfriedlinie was opgeruimd, stonden de geallieerden begin maart 1945 op verschillende plaatsen aan de linker Rijnoever. Op 7 maart slaagde de Amerikaanse 7de Pantserdivisie erin bij de Duitse stad Remagen de enige intact gebleven brug over de Rijn te veroveren en als eerste geallieerde legereenheid deze rivier over te steken.
Begin april 1945 stonden alle vier de Amerikaanse legers op de rechter Rijnoever. Het 3de en 7de Leger maakten zich klaar voor de opmars naar Centraal en Zuid-Duitsland, het Amerikaanse 1ste en 9de Leger zouden weldra de Duitse strijdkrachten in het Ruhrgebied in de tang nemen. Na de doorbraak bij Wesel begonnen het Canadese 1ste Leger en het Britse 2de Leger via Achterhoek en Twente aan hun opmars naar Noord-Nederland.
Een gedeelte van de Brits-Canadese troepen zat echter nog altijd geblokkeerd in het met rivieren en kanalen doorsneden Zuid-Nederland. Nagenoeg de hele maand april bleven Duitse eenheden op verschillende plaatsen weerstand bieden. Op 16 januari 1945 was Blondeels SAS-eskadron teruggetrokken uit de Belgische Ardennen om de twee weken daarop bewakingsopdrachten uit te voeren in en rond Antwerpen.
Er werd immers gevreesd dat de Duitsers zouden proberen met luchtlandingstroepen de haven te veroveren. Begin februari werd het alarm afgeblazen en de eenheid werd naar Tervuren gezonden voor reorganisatie. Een nieuwe lichting para’s was intussen opgeleid, zodat het effectief verdubbelde tot meer dan 350 man. Het Belgische SAS-‘regiment’ telde behalve gevechtseenheden onder meer een medisch team, een genie-eenheid en een dienst herstellingen. Tijdens de eerste maanden van 1945 werd er bovendien weer intensief getraind. Zo leerden de Belgen de knepen van decounter-intelligence: het opsporen en arresteren van spionnen en het verhinderen van vijandelijke infiltraties die bedoeld zijn om inlichtingen te vergaren.
Begin april 1945 was het Belgian 5th SAS Regiment klaar voor Operatie Larkswood, het beveiligen van de uiterste linkerflank van de 21ste Legergroep. De Britse en Canadese divisies rukten op naar Noord-Nederland om er de Duitse troepen de pas af te snijden. Gelijktijdig met de Belgen werden twee Franse SAS-regimenten ingezet, onder meer in de buurt van Assen.
Hoewel ze veel talrijker waren dan de Belgen, wisten de Fransen slechts enkele van hun doelen te veroveren. Dat had, behalve met de alertheid van de tegenstander, te maken met de beperkte mobiliteit. Als gevolg van de dichte bewolking waren de voertuigen immers niet gedropt en de Franse para’s moesten zich te voet verplaatsen, anders dus dan het regiment van majoor Blondeel. Dat beschikte voor de operatie in Nederland over honderd voertuigen, waarvan de helft (met mitrailleurs uitgeruste) jeeps. Op 7 april 1945 trok het Belgian 5th SAS Regiment de Nederlandse grensstad Coevorden binnen. Van daaruit werden de daaropvolgende dagen in verschillende richtingen sterke patrouilles uitgezonden. Tijdens een van die acties raakte soldaat Alfred Becquet gewond aan de hand. Becquet had voor de oorlog een eerste prijs aan het Koninklijk Conservatorium behaald, maar hij zou zijn toekomstplannen als pianist voor altijd moeten opbergen.
In hun snelle jeeps drongen de Belgen door tot ver achter de Duitse linies, waar ze onder meer gewonde Franse para’s evacueerden. In de omgeving van Coevorden veroverden ze een brug over de Hoogveense Vaart en ze bevrijdden er een aantal dorpjes. De heemkundige Albert Metselaar, geboren in 1959, vertelt hoe dat gebeurde:
‘De jeeps met Belgen denderden over de Carstensdijk richting Zuideropgaande. Bij de brug bij café Fieten stelden ze zich zo op, dat ze met hun mitrailleurs de hele omgeving onder schot konden houden. Twee jeeps op de oostkant van de brug, één met de neus naar het zuiden, de ander met de neus naar het noorden, en twee jeeps in dezelfde positie op de westkant van de brug. De mensen stroomden uit de huizen. De Belgen hadden daar contact met de plaatselijke BS (Binnenlandse Strijdkrachten) en kregen informatie over mogelijke weerstand en deserteurs. Ten westen van de Riegshoogtendijk, in de omgeving van de Carstensdijk, woonde “De Piepe”. Hij en twee van zijn zonen waren fanatieke Landwachters en hadden op dat moment ondergedoken SS’ers in huis. Om geen risico’s te nemen, werd besloten zijn woning door de Belgen te laten benaderen. Afgeladen met soldaten en kinderen, nagelopen door de rest van het publiek, ging het op “De Piepe” aan. Plotseling werd er op hen geschoten. Iedereen moest platliggen en kroop zo mogelijk in een sloot. Een SS’er sloeg op de vlucht, over de landerijen van “De Piepe” in westelijke richting, weg van de jeeps. Ze gingen hem na en hij gaf zich over. De SS’ers werden afgevoerd. De jeeps gingen verder. Er konden nog meer deserteurs in het gebied zitten…
Ook in de bossen rond het Kerkhofdijkje bleken nog soldaten te zitten. Twee jeeps reden via de Kerkhoflaan (nu Otto Zomerweg) naar het kerkhof en verder. Voorop reed een burger op zijn fiets. Jongeren van de Krakeelse Wijken liepen de jeeps tegemoet. Ze droegen Oranje petten. Willem Koster had die gedurende de oorlog in zijn winkel verstopt gehouden, en verkocht ze vanaf de 10de april voor een kwartje per stuk, zolang de voorraad strekte. De jeugd liep ermee door een omgeving waar nog Duitse soldaten konden zitten. “Jongens, pas op, het is nog niet veilig!” werd er vanuit de jeeps geroepen. Het leek tegen dovemansoren gezegd te zijn. De jeugd ving de jeeps op en leidde de bevrijders naar de grote, oude beukenbomen, die nog steeds aan de Kerkhofdijk staan. Een viertal Luftwaffesoldaten zat in de bomen op de jeeps te wachten. Met het geweer in de aanslag maakten de Belgen een kring rond de soldaten, met de lopen naar het bos gericht. Was het een valstrik? Er was geen gevaar, gelukkig. Ernstig kijkend speurden de soldatenogen naar onraad tussen de bomen en lieten de deserteurs instappen. Lachend zaten die achter in de jeeps, toen deze weer naar de Riegshoogtendijk reden…
De dag erop werd ook de noordelijke helft van Noordscheschut van Duitsers gezuiverd en konden de mensen in de zuidelijke helft, evenals die van de wijken van Nieuweroord, zich écht bevrijd voelen. Voordat het zover was, is het dorp op het nippertje aan een bloedbad ontsnapt. In het oude huis van mulder Thomas woonden evacués. Daarnaast, in de woning van Bremer, zaten Duitse soldaten. Terwijl die sliepen haalde de BS enkele wapens uit de woning. Toen de Duitsers dat ontdekten, was het hek van de dam. Ze werden verschrikkelijk kwaad en schreeuwden dreigend uit wat er allemaal gebeuren zou. Eén van de geëvacueerden sprak vloeiend Duits en ging met de soldaten in gesprek, voor zover dat mogelijk was. Met veel moeite slaagde hij erin de soldaten te kalmeren. Hij wist hen ervan te overtuigen dat ze beter krijgsgevangenen konden worden dan dat ze in het wilde weg hun woede af zouden reageren. Dat zou alleen maar in hun nadeel werken. Uiteindelijk gaven de soldaten zich zonder slag of stoot over en werden overgedragen aan de bevrijders. Nadat hele horden Duitse soldaten in paniek langs Noordscheschut en Nieuweroord wegvluchtten, was het gebied 11 april helemaal vrij. “Eén militair in een jeep heeft Noordscheschut bevrijd!” zo werd er verteld. “En het was nog een Belg ook!” Het zullen er één of twee meer zijn geweest, maar die jeep maakte geschiedenis. Overigens was er al eerder een Belgische patrouille bij Noordscheschut. Sectie L van eskadron B, onder leiding van sergeant Vyt, bezocht de streek op 7 april, tijdens een tocht langs de Hoogeveensche Vaart.’(1)
Merkwaardig is dat in het collectieve geheugen van de streekbewoners weinig ruimte is voor de Belgische bevrijders. Metselaar legt uit hoe dat komt:
‘Bij het terughalen van herinneringen aan de bevrijding speelde de Hoogeveensche Courant een grote rol. Deze was 16 april 1945 weer voor het eerst verschenen, nadat ze op 13 juni 1942 met een afscheidsnummer van het toneel was verdwenen, omdat de krant geen papier meer kon krijgen van de bezetters. Het eerste nummer gaf een uitgebreide beschrijving van wat er in de dagen voor de bevrijding en op de 11de april in Hoogeveen en omstreken was gebeurd. Het weer opnieuw uitgeven van een krant in tijden waarin schaarste nog heer en meester was en waarin geruchten de feiten overheersten, was een moeilijke zaak. De redactie beschreef alles, zoals ze dat vanuit het kantoortje aan de Hoofdstraat te Hoogeveen had beleefd. Contacten met de buitengebieden van de gemeente waren er in die dagen niet of nauwelijks geweest. Het gevolg was dat de bevrijding van de gemeente Hoogeveen op 11 april werd gesteld en dat de eer daarvoor helemaal toekwam aan de Canadezen. Geen woord over de activiteiten van de Belgen op de 10de april. De informatie uit deze eerste krant werd nog enkele malen herdrukt in de jaren erna. Velen bewaarden deze zo waardevolle artikelen. Zo beïnvloedde dit eerste nummer op een overheersende manier de beeldvorming van de bevrijding. En de mythologisering daarvan. Toen die eerste Hoogeveensche Courant verscheen, waren de Belgen alweer vertrokken. Ze verlieten Coevorden de 12de april om 07.00 uur.’
Het SAS-regiment vertrok die dag in noordelijke richting om de opmars van de 1ste Poolse Pantserdivisie te ondersteunen. Daarbij werd verschillende malen zwaar gevochten. Zo bijvoorbeeld in het dorpje Veele, waar de Duitsers de brug over het Mussel Aa-kanaal opgeblazen hadden. Pas na een urenlange strijd werden de verdedigers, een eenheid van de Kriegsmarine, op de vlucht gedreven en slaagden de para’s erin zwemmend het kanaal over te steken. De Duitsers hadden zware verliezen geleden, maar ook de Belgen hadden enkele doden te betreuren. Onder hen sergeant Philippe Rolin, naar wie na de oorlog de nieuwe brug in Veele zou worden genoemd.
Na Veele ging het verder richting Winschoten. En opnieuw ondervonden de para’s dat de Duitsers nog altijd gevaarlijke tegenstanders waren. Bij Blijham, een dorp ten zuiden van Winschoten, werden de Belgen op 15 april onder vuur genomen door allerlei geschut, opgesteld langs het Pekel Aa-kanaal. Dankzij de steun van de Poolse artillerie en een aantal RAF-Typhoons, die een opslagplaats vernietigden van waaruit de Duitsers hun tegenstanders beschoten, slaagden de Belgen er uiteindelijk in door te breken en Winschoten in te nemen.
In het nabijgelegen dorp Beerta bevond zich nog een laatste weerstandsnest, maar ook dat werd vakkundig opgeruimd. Bij deze laatste actie van het Belgische SAS-regiment in Nederland werd onderluitenant Denis Devignez dodelijk getroffen door een mortiergranaat, exact op dezelfde dag waarop hij tot luitenant werd bevorderd en enkele dagen voor zijn huwelijksdatum. De tragiek van de oorlog… Tussen de 2e Poolse tankdivisie en de Belg. SAS werd een weddenschap gehouden om als eerste met flesjes zeewater terug te komen naar Winschoten. De Belgische SAS heeft deze uitdaging gewonnen. Op 23 april 1945 vertrekt de eenheid naar Lorup en komt onder bevel van de Canadese 2e Pantserbrigade. De opdracht is de streek te zuiveren ten noorden van het Kusten-Kanaal tussen een Poolse divisie met het doel Emden en een Canadese divisie met doel Willemshaven. Op 9 mei 1945 werd de eenheid weer versterkt met 40 manschappen. Verdeeld in drie groepen werd ze ter beschikking gesteld van het 8e, 12e en 30e Britse Korps voor opdrachten van counter-intelligence. De eenheid hielp bij de aanhouding van drie Admiraals en meerdere SS generaals. Ze deden huiszoekingen naar documenten en hielden ondervragingen van gevangenen. Op 4 juli 1945 keerde de eenheid terug naar zijn basis te Tervuren.
Bron: Decat, Frank (2009) De Belgen in Engeland 40/45. Lannoo